diep ontzag voor Jezus (Marcus 6,47-52)

diep ontzag voor Jezus
Marcus 6,47-52
Bij het vallen van de avond was de boot midden op het meer, en hij was alleen aan land. Toen hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen. Toen ze hem over het water zagen lopen, dachten ze dat hij een geestverschijning was en ze schreeuwden het uit. Ze hadden hem allemaal gezien en raakten in paniek. Maar hij sprak hen meteen aan en zei: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang.’ Hij stapte bij hen in de boot en de wind ging liggen. Zijn leerlingen waren helemaal van hun stuk gebracht. Ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd, omdat ze hardleers waren.

Ooit lag ik in de dode zee. Als je op je rug ging liggen, dan bleef je gewoon drijven. Dat komt doordat het water in de dode zee heel zout is. Maar lopen over het water, dat kan zelfs bij de dode zee niet.

Onder Jezus’ leerlingen zaten ervaren vissers. ’s Nachts varen waren ze gewend. Ze waren niet bang in het donker. Maar als er midden in de nacht iemand over het water komt lopen en langs hen heen wil gaan, dan schreeuwen ze het uit van angst. Ze denken aan een spook of een geestverschijning.

Maar het is geen spook en geen geest, het is Jezus, in levende lijve. Jezus wil hen voorbijgaan. Op weg naar hun volgende werkterrein. Maar als ze zo bang zijn, roept Hij hen toe: “Houd moed! Ik ben het! Wees niet bang!” En hij klimt aan boord.

Tot dan toe waaide het hard. Geen levensbedreigende storm, zoals een vorige keer, maar ze hadden wel flinke tegenwind: hoe hard ze ook roeiden, ze kwamen tergend langzaam vooruit. Jezus komt hen tegen het einde van de nacht tegemoet. Ze hebben dan nog een heel eind te varen. Maar als Jezus aan boord is, dan gaat de wind liggen. Volgens Johannes zijn ze dan ook meteen aan de overkant (Johannes 6,21).

Bij het wonder van de broden drong het nog niet tot de leerlingen door. Maar nu begint het toch door te dringen: Jezus is God! God is bij ons. Hij gaat ons voor in zijn werk voor God, de Koning.

het goede nieuws van Gods koninkrijk (Matteus 9,35-38)

God stuurt zijn Zoon Jezus. In Jezus komt God de hoogste Koning heel dichtbij. God laat door Jezus zijn overmacht blijken! Gods overmacht over de duivel (Jezus drijft demonen uit), over de zonde (Jezus vergeeft zonden), over ziekte (Jezus geneest mensen van hun ziekten en kwalen) en over de dood (Jezus wekt mensen op uit de dood en staat zelf op uit de dood)! Wat is de bedoeling daarvan? Lees verder