Hoe krijg ik het eeuwige leven? (Marcus 10,17-19)

Hoe krijg ik het eeuwige leven?
Marcus 10,17-19
Toen hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God. U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’

Tijdens een vakantie ging ik een keer mee met een rondleiding door de natuur. De gids wist alles van geneeskrachtige planten. Vol overgave vertelde hij welke planten hielpen tegen welke kwalen. Toen we terugliepen liep ik naast hem en vertelde hij van zijn verlangen naar planten die je leven vernieuwen en verjongen. Ik zei: “Dus eigenlijk zoekt u het eeuwige leven?” Hij werd er wat verlegen van. Het was een schot in de roos.

Wat een mooi verlangen had die man. Eeuwig leven. Is dat niet een verlangen dat ten diepste in ons allemaal zit? Jezus lijkt het verlangen van de man helemaal te negeren. Hij komt met een kritische opmerking over een woord. Vindt Jezus dat verlangen dan niet mooi? In de vraag van die man ligt toch een prachtige aanleiding om hem het goede nieuws te vertellen?

Wees gerust. Jezus vertelt hem het goede nieuws. Expliciet doet Hij dat in twee fasen. Eerst haakt Jezus aan bij de manier van denken van deze man: het eeuwige leven ontvang je door je te houden aan Gods geboden. Straks zal Jezus hem laten zien wat hij nog meer of juist minder nodig heeft om Gods wil te doen.

Impliciet geeft Jezus meteen al het antwoord. Alleen God is goed. Je kunt mij, Jezus, wel goed noemen, als je dan maar beseft dat Mij goed noemen inhoudt dat ik ook God ben!
De grote vraag voor de man is: erkent hij Jezus als God? Daarmee geeft Jezus toch een antwoord op zijn vraag. En wel meteen het meest basale antwoord: wil je eeuwig leven? Erken dan Jezus als God!