wijn (Marcus 14,23-25)

wijn
Marcus 14,23-25
En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. Ik verzeker jullie: ik zal niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van God.’

Wijn wordt vaak verbonden aan feestelijke gelegenheden. Behalve als je er niet zonder kan. In de tijd van Marcus waren brood en wijn gangbare onderdelen bij elke avondmaaltijd.

Bij het Pesachmaal dronken de Joden ook wijn. Er stonden vier bekers op tafel. Elke beker werd op een eigen plek in de maaltijd gebruikt en had een eigen betekenis. Bij het Pesachmaal gedenken de Joden hoe God hen als volk heeft bevrijd uit Egypte. Uit een leven als slaven in dwangarbeid. Ze eten het paaslam. Zijn bloed is vergoten. Maar God laat hén leven. De derde beker dronken ze na het eten van het paaslam. Die beker heette de beker van de dankzegging. Jezus deelt die beker rond. Hij zegt iets nieuws. Hij verbindt onze redding aan zijn bloed. Aan zijn zelfovergave aan het kruis.

Jezus gaf hun de beker en allen dronken daaruit. Het lijkt erop dat Hij zelf niet van de beker drinkt. Wijn verheugt het hart, zegt Psalm 104. Maar Jezus gaat sterven. Later zal Jezus zelf wel weer wijn drinken. Later, in het Koninkrijk van God. Dat is als Gods Rijk gekomen is in zijn volle glorie.

Waarom drinkt Jezus niet eerder wijn? Bijvoorbeeld meteen nadat Hij uit de dood is opgestaan? Als Hij sterft zit zijn lijden er toch op? Jezus wacht met het opnieuw drinken van de wijn. Dat heeft een reden. Jézus’ lijden zit er wel op, maar dat van zijn léérlingen nog niet. Wereldwijd krijgen zij met lijden om de Naam van Jezus te maken. Jezus wacht met zelf weer wijn drinken tot ook ons lijden er op zit. Tot wij samen in de volmaaktheid van Gods Koninkrijk zijn.

brood (Marcus 14,22)

brood
Marcus 14,22
Terwijl ze aten, nam hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’

Henri Nouwen heeft prachtige dingen geschreven over Jezus die zijn laatste Pesachmaal vierde vóór zijn sterven. Vier elementen licht hij uit dit gebeuren: nemen, zegenen, breken en delen.

Je ziet Jezus dit niet alleen doen bij zijn laatste Pesachmaal. Nadat Jezus is opgestaan reist Hij een eind op met twee van zijn leerlingen. Die leerlingen geven er de brui aan. Ze keren Jeruzalem de rug toe en gaan terug naar hun huis in Emmaüs. Ze nodigen Jezus aan tafel. Jezus nam het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.

God geeft ons ons dagelijks brood. In die tijd zat daar een mooie symboliek bij: God gaf dat brood aan het gezin via de vader van het huis. Die huisvader vertegenwoordigde God de hemelse Vader. Jezus is de volmaakte representant van God. Wil je door God gevoed worden ontvang die voeding dan uit de hand van Jezus.

Het zegengebed is een dankgebed voor de maaltijd. Erkén niet alleen dat God je het leven geeft via dit eten. Spreek dat ook uít. Dank daarin God voor dit eten. Bij Jezus’ laatste Paasmaaltijd leer je dat daar bij hoort: God geeft ons het leven via Jezus. Dank God voor Jezus.

Het brood moet gebroken worden om het uit te kunnen delen. Zo moest Jezus’ lichaam gebroken worden. Niet zijn beenderen, wel Hij zelf. Zonder zijn sterven kan God ons geen leven geven.

Na het breken volgt het delen. Daarvoor heb je dat brood gekregen! Zo geldt het ook bij Jezus: Houd Hem niet voor jouzelf alleen. Of voor jouw groep. Maar wees bereid Hem te delen.