de rol van vrouwen in de Bijbel (Marcus 15,40-41.46-47 en 16,1-8)

De rol van vrouwen in de Bijbel
Marcus 15,40-41.46-47 en 16,1-8
Van een afstand keken ook enkele vrouwen toe, onder wie Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus de jongere en van Joses, en Salome. Toen hij in Galilea verbleef, waren deze vrouwen hem gevolgd en hadden ze voor hem gezorgd, net als vele andere vrouwen die met hem waren meegereisd naar Jeruzalem.
Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang. Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’ Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.

Volgens sommige mensen komen vrouwen in de Bijbel er bekaaid van af. Zij zijn ondergeschikt aan mannen. De kerk heeft door haar houding er mede aanleiding toe gegeven dat mensen zo denken. In veel culturen krijgen vrouwen een ondergeschikte rol opgelegd. Dat was ook zo bij culturen in de tijd dat Jezus als mens op aarde was. Toch kijkt de Bijbel zelf daar heel anders tegen aan. Voor God en Jezus hebben vrouwen geen ondergeschikte rol.

Een mooi voorbeeld hiervan zie je rond het sterven en de begrafenis van Jezus. Jezus heeft veel volgelingen. Mannen én vrouwen die Hem vertrouwen. Marcus noemt een aantal vrouwen bij name. Zij waren Jezus gevolgd en hadden voor Hem gezorgd net als veel andere vrouwen. Dat is een eervolle vermelding.

Deze vrouwen lijken op het eerste gezicht geen rol van betekenis te hebben als Jezus sterft en als Hij wordt begraven. Ze kijken alleen maar toe. Maar juist die vrouwen waren als enige omstanders getuigen van beide feiten: van Jezus’ sterven én van zijn begrafenis. Waar zijn de mannen? Waar zijn Jezus’ twaalf naaste leerlingen? Zij zijn nergens. Ja, Johannes stond bij het kruis. Maar de rest?

Als Jezus is opgestaan stuurt Hij een engel. Die engel stuurt de vrouwen. Zij moeten tegen de mannen zeggen dat Jezus leeft en dat Hij voor hen uitgaat naar Galilea. Uit het vervolg blijkt dat ze dat ook gedaan hebben. Alleen onderweg aan de mensen vertellen ze niets.

De mannen laten het afweten, maar God schakelt vrouwen in. Voor God hebben zij geen ondergeschikte rol. Laat mannen en vrouwen samen Jezus vertrouwen, Jezus volgen en Hem dienen. Ze hebben elkaar daarin nodig.

eervolle begrafenis (Marcus 15,42-46)

eervolle begrafenis
Marcus 15,42-46
Toen de avond al gevallen was (het was de ‘voorbereidingsdag’, dat wil zeggen de dag voor de sabbat), kwam Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte. Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus, die hij om het lichaam van Jezus vroeg. Het bevreemdde Pilatus dat hij al dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was, en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Josef. Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang.

Koningen en vorsten krijgen een staatsbegrafenis. Soms staan er horden mensen langs de kant van de weg om een laatste glimp op te vangen van de kist. Ze rouwen en komen afscheid nemen. Met hun aanwezigheid betonen ze respect aan de overledene.

Jezus is Koning. Hij kreeg een plek aan een kruis tussen misdadigers. Je zou verwachten dat Hij een oneervolle begrafenis zou krijgen. God stuurt Josef van Arimatea. Hij had zijn vertrouwen op Jezus gesteld. Hij wil Jezus een eervolle begrafenis geven. Hij moet snel zijn. Jezus’ lichaam moet niet aan het kruis blijven hangen. De Romeinen moeten er niet mee aan de haal gaan. Het is bijna sabbat. Op de rustdag moet Jezus’ lichaam rusten in een graf.

Josef gaat naar Pilatus. Hij heeft het lef om hem het lichaam van Jezus te vragen. Pilatus is verbaasd. Is Jezus al gestorven? Hij roept de centurio. Dat is die Romein die er bij was toen Jezus stierf. Die toen zei: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.” Pilatus vraagt of Jezus al gestorven is. De centurio bevestigt dat. Reken maar dat zijn getuigenis bij het kruis ook nu nog doorklinkt.

Pilatus is goedwillend. Jozef mag Jezus’ lichaam meenemen voor een begrafenis. Het is geen staatsbegrafenis. Wel een stukje eerherstel. Hiervóór gaf Pilatus Jezus over in de handen van de Joden die Jezus dood wilden en in de handen van de soldaten om Hem te kruisigen. Nu geeft Pilatus Jezus over aan een trouwe volgeling van Jezus. Voor een respectvolle begrafenis. Misschien deed Pilatus dat alleen omdat hij bang was. Maar God leidde het zo dat Jezus’ lichaam dit graf als rustplek kreeg.