Lezen: 2 Samuël 7:1-16 en Amos 9:11-12
Dan zal ik het vervallen huis van David herbouwen. Amos 9:11
Stel je voor dat iemand je tien jaar geleden iets heeft beloofd. Zou je er dan nog op aan kunnen dat hij het doet? Hoe betrouwbaar is hij?
De HEER heeft aan David een geweldige belofte gegeven. “Jouw koningshuis zal eeuwig blijven voortbestaan.” Maar onder Davids kleinzoon Rechabeam was het rijk gescheurd in het tweestammenrijk Juda en het tienstammenrijk Israël. Die twee rijken beconcurreerden elkaar. In de tijd van Amos, zo’n 250 jaar na David, was er nog wel een nakomeling van David op de troon: Uzzia. Maar de glorie van het rijk was er al wel af. En straks zal de ballingschap komen. Niet alleen over Israël. Amos profeteerde daar vanuit Juda. Maar ook over Juda. Amos spaarde ook Juda niet (Amos 2:4-5).
Straks komt de ballingschap. De HEER zal vernietigen, zeven, doden, zegt Amos in 9:7-10. Dat staat allemaal nog te gebeuren. Dat God zijn belofte vervult lijkt verder weg dan ooit. Zo lang geleden. Zo onwerkelijk. Maar Amos richt de blik nog verder. Daarná zal de HEER herstel geven. Aan het koningshuis van David. Stel je voor: Amos zegt in Israël herstel aan voor Davids huis. Inderdaad. Want ook het tienstammenrijk Israël moet zijn herstel hebben van de Zoon van David uit het huis van Juda.
Davids koningshuis zal dan inmiddels een vervallen hut zal zijn geworden. Maar God doet echt wat Hij heeft beloofd. Ook na zoveel eeuwen. Ken jij de betrouwbare God die zichzelf beloofde ook? Vertrouw je toe aan Hem.