De derde scheiding: zee en land
Genesis 1,9-10
9 God zei: ‘Laat het water onder de hemel naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het. 10 Het droge noemde Hij aarde, het samengestroomde water noemde Hij zee. En God zag dat het goed was.
Stel je bent midden op zee. Op een schip. Je glijdt uit en valt van boord. Maar niemand merkt het. Het schip vaart door. Er is geen land te bekennen. Je hebt geen reddingsvest aan. Je kunt ook niemand waarschuwen. Dan ben je verloren. Een poos zwemmen houd je wel vol. Maar als je niet gered wordt, dan zul je onherroepelijk verdrinken.
Wij, mensen, hebben land nodig om te leven. Net als de landdieren. God maakte ons niet met zwemvliezen en kieuwen. God maakte ons om te leven op het land. Eerst maakt God licht en lucht. Daarna roept God ook land tevoorschijn. De aarde was er al. Maar over de hele aarde lag water. Dan geeft God het water haar eigen plek. In oceanen, zeeën, meren en rivieren. Zo komt het land tevoorschijn. De grond waarop wij mogen leven.
Het land komt tevoorschijn. Hoe zou dat er uit zien? Alles is nog kaal. Stel je voor: alles wat vandaag op de wereld land is, dat is aarde, zand en steen. Meer niet. Zo was het toen. Maar troosteloos was het niet. God zag dat het goed was. Hoe kan die lege aarde goed zijn? God heeft een plan. Dat lege land is nog maar het begin. God ziet voor zich wat Hij gaat doen.
Als jij lege grond ziet, wat zijn dan jouw plannen en idealen? God gaat de aarde vullen. Niet met dode bouwwerken, maar met levende wezens.