Moeten we ons verstoppen voor God? Genesis 3,8-10

Genesis 3,8-10
Moeten we ons verstoppen voor God?
8 Toen de mens en zijn vrouw de HEER God in de koelte van de avondwind door de tuin
hoorden wandelen, verborgen zij zich voor Hem tussen de bomen. 9 Maar de HEER God riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’

God wandelt in de koelte van de avondwind door de tuin. Net als anders. God is niet veranderd. Maar de mens is bang voor God. Is de mens bang voor straf? De straf was toch: Je zult sterven?! Maar kijk naar God: Hij roept de mens: “Waar ben je?” God roept de mens tevoorschijn. De mens komt tevoorschijn. Hij is ontdekt. Precies de pijn waaraan hij ontdekt is vertelt hij aan God.

De mens moet sterven. Die straf kan hij niet ontlopen. God doet wat Hij heeft gezegd. Maar God is geen God zonder genade. Het eerste wat God doet is de mens opzoeken: “Waar ben je?” Daar zit de liefde en de pijn van God. God bliksemt de mens niet weg: “Ik wil jou nooit meer zien.” Nee, God roept de mens tevoorschijn. God doet niet net alsof er niks gebeurd is. Nee, God roept de mens ter verantwoording. In alles wat er mis ging.

Hoe zal het verder gaan? Er is een verschil tussen dictators en God. Dictators maken korte metten met hun tegenstanders. Tegenstanders zijn een bedreiging. Eigenlijk zijn dictators bang. Bang voor mensen die hen hun macht afnemen.
God is niet bang. Hij ziet mensen niet als een bedreiging. Hij ziet mensen als zijn scheppingswerk. De mens is het mooiste van zijn schepping. God ziet hoe de mens tegenover Hem ging staan. Eén met de duivel, vastgeklonken aan het kwaad. En God zegt als eerste tegen de mens: “Waar ben je?”

God roept ook jou. Kom je ook tevoorschijn? Bij God word je vrij van alles wat je bij Hem vandaan houdt. Hij bevrijdt je van je angst voor Hem.

Naaktheid bedekt. Genesis 3,7

Genesis 3,7
Naaktheid bedekt.
7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van.

Je zal maar naakt zijn en het niet doorhebben. De mensen om je heen hebben allemaal hetzelfde. Je let er niet op. Het hoort er gewoon bij. Niemand voelt zich bekeken. Het is veilig. Zou dat kunnen?

Wij leven niet meer in het paradijs. Wij zijn ook niet van vóór de opstand van de mens tegen God. Wij kennen niet alleen het goede, maar ook het slechte. Uit onszelf zijn we geneigd het slechte te willen en te doen. Mensen zijn niet meer veilig bij elkaar. Onze naaktheid moet bedekt worden. Ook het eerste mensenpaar heeft kleding nodig. Zelfs in hun trouwverbond. Ze maken schorten van bladeren. Later zal God hen kleren geven.

In onze westerse cultuur gaat steeds meer kleding uit. Ook ons naakte lijf komt steeds meer in beeld. Via internet, bladen, onze mobiel. Gevraagd en ongevraagd. Het is goed om na te denken over de vraag waarom het eerste mensenpaar hun naaktheid bedekte. En waarvoor en waarom God hen kleding gaf. Waar hadden ze dat voor nodig? Is er voor ons iets veranderd? Hebben wij ook bescherming nodig? Bescherming van wat? Bescherming waartegen?

Wij kunnen niet zonder kleding die ons beschermt. Tegen zon, wind en regen, maar ook tegen elke vorm van aantasting van onze integriteit. God weet dat. Jezus weet uit eigen ervaring wat het is om naakt voor spot gezet te worden. Dat was toe Hij hing aan het kruis. Bij God en zijn Zoon Jezus is onze integriteit veilig. Van Hem kunnen we leren ook veilig te zijn voor elkaar.

Waar was jij? Genesis 3,6 (slot)

Genesis 3,6 (slot)
Waar was jij?
Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan.

Iemand viel in het water. Hij kon niet zwemmen. Hij verdronk. Was er niemand om hem te redden? Jawel. Er stonden allemaal mensen toe te kijken. Maar ze sprongen niet het water in om hem te redden.

Het eerste mensenpaar staat bij de boom van kennis van goed en kwaad. De duivel komt via de slang naar hen toe. Hij spreekt de vrouw aan. Hij verleidt haar om niet meer op God te vertrouwen. Ze vertrouwt de slang. Ze plukt de vrucht van de boom en eet ervan.

Waar is haar man? Hij stond erbij en hij keek ernaar. Maar hij deed niets. Hij had ook de duivel weg kunnen jagen. Hij had ook kunnen zeggen: “Houd je mond, gemene slang. Praat niet zo lelijk over God!” De man laat alles gebeuren. En als de vrouw van de vrucht gegeten heeft, dan geeft ze haar man en hij eet er ook van.

De opstand van de mens tegen God is niet alleen de verantwoordelijkheid van de vrouw. Het is ook de verantwoordelijkheid van de man. Samen laten ze zich door de slang meeslepen bij God vandaan. Straks zal God ook de man ter verantwoording roepen.

Man en vrouw zijn samen in opstand gekomen tegen God. Dat betekent dat ze zullen sterven. Zonder God kun je niet leven. Wie zal hen redden? Kijk naar God! God doet anders dan Adam. God blijft niet op afstand staan. Hij grijpt wel in. Straks belooft Hij redding. Hij stuurt zijn Zoon, om mensen weer terug te brengen bij Hem!