Jij moet sterker zijn dan de zonde. (Genesis 4,7)

Genesis 4,7
Jij moet sterker zijn dan de zonde.
7 Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen; maar jij moet sterker zijn dan zij.’

God geeft Kaïn expliciet een reden tot nadenken. Er zijn twee mogelijkheden: goed doen of slecht doen. Als je goed doet dan kun je omhoog kijken. Dan kun je mensen eerlijk in de ogen kijken. Dan hoef je niet weg te kijken als God naar je kijkt. Als je slecht doet, dan laat je het kwaad over je heersen. Maar jij moet het kwaad de baas zijn. Jij moet het doen van slechte daden juist van je afhouden.

God geeft Kaïn tijd om zich om te keren. Weg van het kwaad. Terug naar het goede.
Voel je woede? Soms móet je kwaad zijn. Over onrecht. Bestrijd onrecht. Stop het niet in de doofpot. Maar voel je dat je meegesleept wordt om zelf in woede onrecht te doen? Bouw dan een time-out in. Stop. Bezin. Laat bezinken. Voel. Denk na. En kies het goede. Ga terug naar het goede.

Je laten meenemen door het kwade is een proces. De apostel Jakobus beschrijft dat proces op deze manier: “Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft. Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.’ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals Hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort.” (Jakobus 1,12-15)

Wij zijn geen slachtoffer als wij ons door het kwaad laten overmeesteren. We hoeven niet tot het uiterste te gaan. Nu kun je nog nee zeggen.

Woedend (Genesis 4,4b-6)

Genesis 4,4b-6
Woedend
De HEER schonk aandacht aan Abel en zijn offer, 5 maar aan Kaïn en zijn offer niet. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker. 6 De HEER zei tegen hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?

Kaïn merkt dat God wel let op Abel en zijn offer, maar niet op hem, Kaïn, en zijn offer. Kaïn ontdekt: het gaat niet alleen om het offer, maar ook om de offeraar. En: God kijkt naar het hart van wie offert.

Kaïn wordt woedend. Dat is bijzonder: Als ik zelf God niet wil. Als Hij mij laat ontdekken dat het er zo met mij voorstaat. Dat ik dan woedend word. Ik wou zelf toch niet?

Op wie wordt Kaïn woedend? Op God, omdat God Kaïn en zijn offer geen aandacht geeft? Op Abel, omdat God Abel en zijn offer wel aandacht geeft? Op zichzelf, omdat Kaïn zichzelf en zijn offer geen aandacht geeft?

Herken je jouzelf als jij woedend bent? Ik merk: Als ik woedend ben, eigenlijk richt mijn woede zich dan heel vaak vooral tegen mezelf.

God wil niet dat wij onszelf in woede vernielen. God reageert op de woede van Kaïn ook niet door hem woedend te doden. God stelt Kaïn een vraag: “Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?” Met zijn vraag geeft God ruimte voor bezinning. Net als zijn vraag aan de mens in het paradijs na zijn opstand tegen God: “Mens, waar ben je?” Net als Jezus met zijn vraag aan de Emmäusgangers die de verkeerde kant oplopen: “Waar lopen jullie toch over te praten?”

Kaïn krijgt ruimte om tot bezininning te komen: Wat ben ik aan het doen? Waarom eigenlijk? Wil ik wrok en woede verder laten groeien?

Zit jij vol wrok, naar God, naar je medemens, of vooral naar jouzelf? God kan ook jou en mij vragen stellen. Laat je opnemen in Gods ruimte.

Jezelf aan God toewijden. (Genesis 4,3-4a )

Genesis 4,3-4a
Jezelf aan God toewijden.
3 Na verloop van tijd bracht Kaïn de HEER een offer van de opbrengst van het land. 4 Ook Abel bracht een offer: van de eerstgeboren dieren van zijn kudde offerde hij de beste stukken vlees.

Is er verschil tussen het offer van Kaïn en het offer van Abel? Ja. Kaïn bracht een offer van de opbrengst van het land. Abel bracht niet alleen maar een offer van de dieren van zijn kudde. Abel kiest met zorg: van de eerstgeboren dieren neemt hij de beste stukken vlees. Die zorg en aandacht en dankbaarheid missen we bij Kaïn.

Zoals Kaïn doet, daar lijk ik op als ik God vergeet. Als God voor mij alleen is voor de uiteinden van de dag of de week. Als ik denk: Oh ja, even God appen, dan heb ik mijn plicht gedaan, dan is Hij ook weer tevreden. Als ik Hem ervaar als een blok aan mijn been. Als ik denk dat ik zonder Hem vrij zou zijn. Als God voor mij iemand is van even tussendoor. Iemand die ik met een beetje inspanning zoet kan houden. Of tegen wie ik me kan of moet beschermen met een paar druppels gebed per dag. God als overbodige last of als overbodige luxe…
Ik schaam me. Wat doe ik vaak zo.

Zoals Abel doet, daar lijk ik op als ik achter alle gaven die ik krijg God als Gever zie. Als ik zie hoe blij Hij met mij is. Als ik leef en werk in afhankelijkheid van Hem. Als ik geniet van zijn goedheid, ja van Hem zelf. Als ik mezelf met alles aan Hem geef. Als mijn toewijding aan Hem niet iets zegt over wat ik wil verdienen, maar als die toewijding een uiting is van mijn ontroering en dankbaarheid: Kijk eens Heer, zulke mooie dingen heb ik van U gekregen, voor U is al mijn lof en dank en eer…
Dank Heer, waar U me zo leert leven.