Amos 2,1

Lezen: Genesis 9:1-7
Ze hebben de beenderen van de koning van Edom verbrand om er kalk van te maken. Amos 2:1

Soms lees je in de krant van grafschennis. Grafstenen zijn beklad of omvergetrokken. Het kan nog erger: lijkschennis. Als een lijk wordt verminkt. Ik moet er niet aan denken. Maar Moab heeft het nog bonter gemaakt. Het groef de beenderen van de koning van Edom op en maakte er kalk van. Alsof het om plastic gaat dat gerecycled wordt.
De HEER is woedend. God zal het wreken. Waarom is de HEER woedend? Edom was zelf toch ook niet zo’n beste? Hun koning dan toch ook niet? Dat maakt niet uit. Het gaat hier om een mens. Weet je nog: een mens is gemaakt naar het beeld van God! Als je aan de mens komt, dan kom je aan God! De HEER maakte de mens om God op aarde te vertegenwoordigen. Om heerlijk Hem te weerspiegelen. Als je dan een mens recyclet, zelfs al is dat een dood mens, dan krenk je degene die die mens gemaakt heeft: God.
Heb jij ook van die mensen die je het liefst gerecycled zou zien tot een nuttig gebruiksvoorwerp? Omdat je hen tot nu toe maar danig in de weg vindt zitten? Zo ver staat Moab niet van ons af. De HEER weet hoe wij zijn. Daarom gaf Hij zijn Zoon. Zijn evenbeeld. Kijk steeds weer naar Hem. Dan ontdek je weer hoe God ons wel bedoeld heeft.