Lezen: Numeri 6:1-8
Maar jullie gaven de nazireeërs wijn te drinken. Amos 2:12
Ken jij iemand die echt dicht bij de HEER leeft? Iemand die echt helemaal op God vertrouwt? Wat gaat er door je heen als je die persoon tegenkomt? Ben je blij? Of ben je jaloers? Ook al weet je dat die ander net zo min volmaakt is als jezelf, toch kun je je ongemakkelijk voelen. Rond de nazireeërs speelde zich iets soortgelijks af. Maar daar was geen sprake van een ongemakkelijk gevoel, maar van afkeer. Die afkeer had diepe wortels.
Een nazireeër. Zijn naam betekent: ‘aan het gewone gebruik onttrokken zijn’, ‘toegewijd zijn’. Die mensen kon je herkennen aan hun uiterlijk. Ze gingen nooit naar de kapper. Ook dronken ze geen alcohol. En ze mochten niet bij een dode komen. Nazireeërs zullen als zondige mensen ook hun fouten gehad hebben. Maar de HEER gaf hen aan zijn volk als bemoediging en aansporing: “Kijk eens naar hen: in hun toewijding zijn ze een voorbeeld voor jullie allen.” Maar de Israëlieten wilden hen niet. Ze voerden hen dronken. Dan hadden ze een mooi excuus: “Zou jij ons de les willen leren? Kijk naar je eigen!”
Blijkbaar wilden de Israëlieten zich niet toewijden aan God, maar wilden ze vasthouden aan hun eigen leven. Voor jou is er geen verbod om naar de kapper te gaan. Jij hoeft je biertje niet te laten staan. Maar welke houding heb jij? Mag je leven helemaal zijn voor de HEER, of houd je het liever voor jezelf?