de hand van het geloof
Marcus 5,32-34
Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’
Ongeloof is de hand waarmee je pakt wat God je niet geeft. Geloof is de hand waarmee je aanneemt wat God je geeft. Toen de eerste vrouw in de Hof van Eden haar hand uitstrekte naar de verboden vrucht was ongeloof de hand waarmee ze plukte. Ongeloof is dat je geen vertrouwen hebt in God. Ongeloof was ook de hand waarmee haar man die bij haar was nam en at.
Door zijn ongeloof heeft de mens zich vervreemd van God. Maar toen gaf God Jezus. God zegt: Stel je vertrouwen in Hem. Hij brengt jou, mens, terug bij Mij, jouw Maker.
God geeft Jezus. De vrouw uit Marcus 5 vertrouwt op Jezus. Ze verwacht redding van Hem. Dat ze genezen wordt van haar kwaal en van het gevolg van haar kwaal, de uitsluiting.
Deze vrouw ontvangt de redding waar ze naar verlangde. Jezus noemt als eerste dit: Ze mag gaan in vrede. De vrouw ontvangt ook genezing van haar kwaal. Dat is het tweede dat Jezus noemt. De relatie met God gaat voorop. Wat heb je aan lichamelijke genezing als je ver van God blijft? Maar Jezus brengt haar in Gods Tegenwoordigheid. Jezus geneest ook haar kwaal. Dat was precies de kwaal waardoor ze niet in de tempel mocht komen! Ook haar genezing dient het doel van weer bij God komen. Samen met Gods volk.
Uw geloof heeft u gered. Wat een mooi getuigenis van Jezus over het vertrouwen van de vrouw. Is dat geloof de basis voor haar redding? Nee, Jezus’ liefde is de basis voor haar redding. Maar het geloof was de hand waarmee ze dat aanpakte!