een goede ontvangst
Marcus 9,36-37
Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.’
Stel dat er een feest is en jij wordt uitgenodigd. Je bent zelfs de eregast. Je wordt opgehaald in een dure wagen. Je krijgt de mooiste plek en het lekkerste eten.
Jezus’ leerlingen bekvechten over wie van hen de meeste is. Ze willen een ereplek. Dat iedereen hen met eer bejegent. Maar Jezus, hun Meester, gaat hen voor op een heel andere weg. Hij die echt de meeste is, is gekomen om te dienen.
Jezus leert zijn leerlingen om te dienen. Op die manier zijn ze de belangrijkste in Gods Koninkrijk. Jezus geeft daarbij een illustratie. Hij pakt een kind op, zet het in hun midden neer, slaat zijn arm om dat kind heen en zegt: “Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.”
Kleine kinderen hebben vaak nog geen status, roem en eer. Hier spreekt Jezus van het ontvangen van zo’n gering iemand. De perikoop waaruit dit stukje komt gaat over welke houding Jezus’ leerlingen zelf innemen. Daarom gaat het hier niet over Jezus’ leerlingen die ontvangen worden, maar over Jezus’ leerlingen die zelf mensen ontvangen in Jezus’ Naam! Wat voor mensen? Mensen die Jezus’ stem horen en die klein komen om zich bij Hem te voegen. Jezus’ leerlingen hebben de dienende taak om die mensen welkom te heten. Als zij hen welkom heten, dan heten zij Jézus welkom. Dan heten ze ook Jezus’ Vader welkom.
Wil jij de meeste zijn? Kijk dan niet hoe jij ontvangen wórdt, maar wees bereid zelf ieder die klein bij Jezus komt te ontvángen.