Twee bomen
Genesis 2,9b
In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.
Een tuin voor de mens. Allemaal bomen vol heerlijke vruchten. Om van te smullen.
In het midden van de tuin staan twee speciale bomen.
Wat is er speciaal aan die twee bomen? Zijn het unieke rassen? Vielen ze op door hun vorm en hun uiterlijk? Met unieke vruchten die je nergens anders in de tuin zag? Dat staat er niet. Die twee bomen kunnen gewoon een vijgenboom, olijfboom, of appelboom zijn geweest.
Wat is er dan speciaal aan die twee bomen? Ze hebben een naam.
Eerst de boom van het leven. Als je van die boom eet, dan bloeit je leven op. In de Bijbel gaat het vaker over bomen met vruchten die heilzaam zijn, gezond maken en leven geven.
In Genesis 3,22 zegt God: Als de mens vruchten van de levensboom eet, dan blijft hij altijd leven. Blijkbaar geeft God via de vrucht van deze boom onsterfelijkheid.
Nadat de mens tegen God in opstand is gekomen sluit God het Paradijs af. God wil de mens nog steeds voor altijd laten leven. Maar niet voor altijd zónder God, maar voor altijd mét God. En dat kan na de opstand van de mens alleen via Jezus Christus die ons dat leven geeft.
De boom van kennis van goed en kwaad is er ook. God heeft de mens goed gemaakt. Heel goed. Maar als de mens van de vrucht van deze boom eet, dan zal hij uit eigen ervaring naast het goede ook het kwade, het slechte kennen. Sterker nog: de mens zal dan verstrikt raken in het slechte. Dat gebeurt bij de zondeval.
Jezus zal later zeggen: “Niemand is goed dan God alleen.” Jezus is de Zoon van God. God stuurt Jezus om ons te bevrijden van het kwaad.