Goddelijk gezag
Marcus 1,25-28
Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.’ Het nieuws over Jezus verspreidde zich algauw overal in Galilea.
Er bestaan slechte geesten of demonen. Dat zijn gevallen engelen. Zij kunnen mensen aanvallen. Ze kunnen mensen ook bezetten.
Jezus onderwijst de inwoners van Kafarnaüm in de synagoge. Zij zijn diep onder de indruk van zijn onderricht: een leer met gezag. Dan is er een man die bezeten is door een onreine geest. De demon schreeuwt brutaal door Jezus’ woorden heen. Hij probeert het gezag van Jezus onderuit te halen. Maar hij moet zelf het veld ruimen. Jezus bevrijdt de man van zijn bezettingsmacht. Geen demon kan tegen Jezus op. Jezus’ gezag wordt niet onderuit gehaald. Jezus’ gezag wordt juist bevestigd. Hij komt ons bevrijden, zodat we weer vrije mensen van God zijn.
Het eerste wonder van Jezus dat Marcus noemt is dat Jezus een onreine geest uitdrijft. Aan het slot van zijn boek noemt Marcus weer dat uitdrijven van demonen. In Marcus 16,17-18 staat: “Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.”
Jezus’ gezag is vandaag niet minder dan toen Hij als mens op aarde was. Jezus’ boodschap is nog steeds de boodschap van Gods Koningsheerschappij. Hij komt ons bevrijden, zodat wij weer vrije mensen van God zijn. Heer, laat ook door ons, uw leerlingen, úw gezag zien. In onze woorden en daden. Dat komt heel precies. Want hoe gauw maak ik daar dan niet mijn gezag van? Leer ons U te dienen, Heer.