Genesis 3,1
Is God werkelijk zo gemeen?
1 Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’
“Van God mag je vast helemaal niks.” Heb je dat wel eens gehoord? God is iemand die alleen maar dingen verbiedt. Als je niet in God gelooft, dan ben je zelf de baas. Ik doe wat ik wil. Als je wel in God gelooft, dan mag je niks.
“Van God mag je vast helemaal niks.” Heb je dat zelf ook wel eens gedacht? Ieder mens kent toch de verleiding om zo te denken? Alsof God ons beperkt en frustreert in ons leven.
Waar komt zulk denken vandaan? De eerste die daarmee begon is de duivel. Hij was in het begin al in opstand gekomen tegen God. En nu wil hij de mens meelokken in zijn opstand. Hij is in de huid van de slang gekropen. Hij spreekt de vrouw aan via de slang. Wat zegt hij? Let op zijn overdrijving: “Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?”
Deze uitspraak moet je proeven om te beseffen hoe diep die gaat. God heeft een paradijs gemaakt voor de mens. Zoveel moois. Zoveel heerlijke vruchten. Om daar dankbaar van te genieten. Maar de slang zegt: “Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?”
Proef je de lelijke verdachtmaking die hier onder ligt? Deze verdachtmaking: Al dat mooie, dat heeft God vast en zeker voor jullie verboden. Hij heeft jullie in een tuin vol heerlijkheden gezet om jullie diep te frustreren: niets daarvan is voor jullie. Zo klinkt de vraag van de duivel: Is God werkelijk zo gemeen? Heeft Hij dat echt gezegd? Dat kan toch niet waar zijn?