Jezus’ geboorteplaats wijst Jezus af.
Marcus 6,1-4
Hij vertrok weer en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. Toen de sabbat was aangebroken, gaf hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan hem. Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’
Onze plaatselijke krant noemt graag plaatselijke inwoners die iets gepresteerd hebben. Een sportieve of muzikale prestatie. Een onderzoek of promotie. Zelfs oud-inwoners valt die eer ten deel. Het is fijn voor mensen als ze iets moois bereiken. Maar om nu iemand die al dertig jaar niet meer hier woont nog te noemen in de krant van zijn geboorteplaats? Blijkbaar denken wij eer te krijgen als iemand die in onze stad is geboren iets presteert.
Vandaag is Nazaret in trek bij toeristen. Omdat Jezus daar zijn jeugd heeft doorgebracht. Toen Jezus met zijn missie bezig was, was dat wel anders. Nazaret was een stad die niet speciaal in trek was. En Nazaret zelf gaf Jezus juist geen eer.
Blijkbaar is er iets dat wringt. Jezus geeft onderwijs in de synagoge. De mensen zijn stomverbaasd. Ze wijzen op twee dingen: zijn wijsheid en zijn wonderen. Maar waarom eren ze Hem niet? Hun stadgenoot! Waarom geven ze God niet de eer? Deze Jezus is vol van goddelijke wijsheid. Hij heeft goddelijke volmacht om wonderen te doen door zijn handen. Als God Hem heeft gezonden, dan hebben wij toch alle reden om Hem hoog te houden?
Maar juist dat is het zere punt. Waarom kiest God Hém? Wat heeft Hij op ons voor? Hij heeft toch niets bijzonders gedaan? Hij is toch niet meer dan wij? Hij is gewoon de timmerman die hier het vak van zijn vader heeft geleerd. Hij is gewoon de zoon van Maria. Wij kennen zijn broers en zussen.
Jezus zegt: “Juist in zijn vaderstad, onder zijn verwanten en huisgenoten is een profeet ongeëerd.” Jezus, je mag alles zijn, maar een goddelijke zending, daar willen wij niet aan!