Schuld afschuiven Genesis 3,11-13

Genesis 3,11-13
Schuld afschuiven
11 ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten?’ 12 De mens antwoordde: ‘De vrouw die U mij hebt gegeven om mij terzijde te staan, gaf mij vruchten van de boom en toen heb ik ervan gegeten.’ 13 ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg de HEER God aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’

“Ik heb het niet gedaan.” Dat hebben we allemaal wel eens gezegd. Bijvoorbeeld: Ik heb iets kapot gemaakt en mijn eerste reactie is ontkennen: “Ik heb dat niet gedaan.”

Soms kúnnen we niet ontkennen. Het is zo duidelijk: dit is echt stuk, en ík heb dat gedaan. Wat doe je dán? Wij, mensen, zijn ook goed in afschuiven: “Ja, ik heb dat gedaan, maar, het is zijn schuld.” Of: “Zij heeft mij gedwongen.”

Schuld afschuiven hebben we niet van een vreemde. Onze eerste voorouders deden het al. Meteen na hun opstand tegen God. Ze waren schuldig, maar ze legden allebei de schuld bij een ander.

“Heb je van de boom gegeten?”, vraagt God. De man geeft het ergste antwoord. Hij wijst niet alleen naar de vrouw. Hij wijst in één adem ook naar God. “Het is haar schuld. Maar eigenlijk is het uw schuld. U gaf mij een vrouw om mij terzijde te staan. Maar die vrouw haalde mij juist over om bij U vandaan te gaan. U hebt mij een slechte vrouw gegeven.”
De vrouw wijst ook meteen van zich af: “De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.”

Dit herken jij toch ook bij jouzelf? Waar schuif jij jouw schuld af op de duivel? Waar schuif jij jouw schuld af op mensen die jou dierbaar zijn? Waar schuif jij jouw schuld af op God?

Die instelling van ons is als een dodelijk reuzenspinnenweb. Hoe komen we daaruit? Wie redt ons uit deze leugens waarin we verstrikt zijn? Dat kan alleen als we onze schuld erkennen. Dat kan alleen als onze schuld wordt betaald. Dat laatste kan alleen iemand doen die zelf onschuldig is. Maar wie zou dat voor ons willen doen?