van goede grond naar rijke oogst (Marcus 4,20)

van goede grond naar rijke oogst
Marcus 4,20
Maar er zijn ook mensen die zijn als het zaad dat op goede grond is gezaaid: zij horen het woord en aanvaarden het en dragen vrucht, sommigen dertigvoudig, anderen zestigvoudig en weer anderen honderdvoudig.’

Als je goede kwaliteit graan zaait, dan ligt het niet aan het graan of het opkomt, groeit en vrucht draagt of niet. Jezus noemt andere factoren die spelen. In keiharde grond kan het zaad niet eens dóórdringen. In ondiepe grond kan het zaad geen wortel schieten. Op grond die dorens en distels groter laat worden wordt het woord verstikt. Alleen op goede grond gedijt het Woord en draagt het vrucht. Het is óf geen vrucht óf veel vrucht, dertig, zestig of honderd keer zoveel. Doorslaggevend daarvoor is de vraag: ben ik goede grond? Mag het Woord in mij landen, wortel schieten, blijven, de grootste zijn? Zo ja, dan zal ik veel vrucht dragen.

Jezus gaat ons voor. Hij is de zaaier. Hij is het gezaaide Woord. Hij is de volmaakte grond voor het Woord van God. Hij is de graankorrel die sterft. Hij draagt veel vrucht.

Het punt van vergelijking in deze gelijkenis en de uitleg ervan verschuift. Eerst zijn we de bodem ten opzichte van het Woord van God dat Jezus zaait. En hoe we reageren op het gezaaide Woord. Maar aan het eind zijn we opgeschoten planten met volle aren. Wij zijn het zaad dat veel vrucht draagt. Eerst identificeert Jezus ons met de bodem. Daarna met de vruchtdragende plant. Het geheim is: de identificatie met de bodem kan alleen overgaan in identificatie met de plant als we één worden met het Woord.

Misschien klinkt die laatste zin als geheimtaal voor je. Jezus zegt het ergens anders zo: Zonder Mij kun je niets doen, maar als jullie in Mij blijven, dan zullen jullie veel vrucht dragen.