verraad
Marcus 14,10-11
Toen ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om hem aan hen uit te leveren. Toen zij dit hoorden, waren ze opgetogen en beloofden ze hem geld te zullen geven. En hij zon op een mogelijkheid om hem op een geschikt moment uit te leveren.
Jezus heeft twaalf leerlingen die het dichtst bij Hem staan. Alle twaalf lijken ze op Jezus en op Gods Koninkrijk betrokken. Ze zijn steeds bij Jezus. Ze horen wat Hij zegt en ze zien wat Hij doet namens zijn hemelse Vader. Toch is een van hen een verrader.
Dat Judas Jezus zal verraden zie je niet aan hem af. Judas lijkt juist een leerling die zich actief voor Gods Koninkrijk inzet. Hij beheert de kas. Hij staat bekend als iemand die het opneemt voor de armen. De apostel Johannes schrijft in zijn evangelieboek dat juist Judas zich beklaagt over de dure uitgave van de vrouw. Maar dat Judas dat niet zei omdat hij zich om de armen bekommerde. Hij was een dief, hij beheerde de kas en stal eruit.
Blijkbaar wist Johannes toen meer dan de andere leerlingen. Het gaat Judas niet om hulp aan de armen, het gaat hem om het geld. In deze geschiedenis blijkt ook: het gaat Judas niet om Jezus. Judas volgt Jezus voor de schijn. Hij heeft persoonlijk heel andere belangen. Vooral geldzucht lijkt hem te drijven.
Een vrouw geeft een vermogen uit aan Jezus. Als voorbereiding op zijn begrafenis. Zij heeft de liefde van God en Jezus voor mensen gezien. Ze heeft die liefde ontvangen. Vanuit Gods liefde leert ze zelf ook liefhebben: ze beantwoordt Gods liefde met diepe wederliefde voor Jezus. Jezus prijst haar. Juist na dit gebeuren haakt Judas af. Als je geconfronteerd wordt met de liefde van Jezus en met mensen die zijn liefde weerspiegelen, dan komt je hart aan het licht: blijf ik Jezus haten, of laat ik me overwinnen door zijn liefde?!