Genesis 9,4-7
Wie aan Gods evenbeeld komt, die komt aan God zelf.
4 Maar vlees waarin nog leven is, waar nog bloed in zit, mag je niet eten. 5 En Ik zal genoegdoening eisen wanneer jullie eigen bloed, waarin je levenskracht schuilt, wordt vergoten; Ik eis daarvoor genoegdoening van mens en dier. Van iedereen die zijn medemens doodt, eis Ik genoegdoening. 6 Wie bloed van mensen vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten, want God heeft de mens als zijn evenbeeld gemaakt. 7 Wees vruchtbaar en word talrijk, en verspreid je over de hele aarde.’
God had de mens toestemming gegeven om dierenvlees te eten. God stelt ook een beperking in: “Vlees waarin nog bloed zit dat mag je niet eten.” Bloed werd gezien als teken van leven. Andere volken dronken wel bloed omdat ze dachten dat ze daar kracht en vruchtbaarheid van kregen. Dan denk je dat je zelf beschikt over die bron van kracht. God wijst een andere weg. God zelf geeft mens en dier leven. De mens moet zijn kracht en vruchtbaarheid van Gód verwachten.
God bewaakt het leven van de mens. God maakte de mens als zijn evenbeeld. Daarin is de mens uniek. Geen dier en geen mens kan een mens straffeloos doden. God zal in dat geval genoegdoening vragen. Waarom mag je een mens niet doden? Of zoals het 5e gebod zegt: Waarom mag je een mens niet wederrechtelijk (in strijd met Gods recht) doden? Uit respect voor het leven? Nee, de diepste reden is: uit respect voor God die ons maakte en die ons naar zijn beeld maakte. Een messteek in een mens is een steek in die unieke mens, Gods creatie, Gods evenbeeld, en zo ook een steek naar God zelf. God zal het je betaald zetten.
Zoek de bron van jouw leven en jouw levenskracht bij God alleen. Als je jouw levenskracht uit de hand van God aanneemt, dan heeft dat ook gevolgen voor hoe je met die levenskracht omgaat. Je leeft niet ten koste van elkaar, je gebruikt je kracht niet om een ander te breken of te doden. Waarom niet? Omdat je evenbeeld van God bent. Gedraag je daarnaar. Dan verspreid je Gods zegen over de aarde.