zaaien, wachten, oogsten (Marcus 4,26-29)

zaaien, wachten, oogsten
Marcus 4,26-29
En hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’

Kerkvader Augustinus leefde jaren los van God. Zijn vrome moeder bad elke dag voor hem. Jarenlang. Misschien heb jij wel mensen van wie je houdt, die met de rug naar God toe leven, voor wie je elke dag bidt. Misschien je eigen kinderen wel aan wie je vroeger van de Heer vertelde. Aan wie je met al je vallen en opstaan voorleefde hoe het was om een kind van God te zijn. Maar ze gingen een andere koers varen. En je bid al jaren dat ze zich door God laten vinden.

Jezus komt met de woorden van God. Die woorden zijn van levensbelang. Het gaat om leeg en zonder vrucht blijven óf tot volle bloei komen voor altijd. Jezus vergelijkt het koninkrijk van God met een mens die zaait, wacht en oogst. Die mens dat is Hij zelf. Hij zaait Gods Woord. Hij verwacht niet meteen na het zaaien volgroeid graan met volle aren. Hij geeft tijd. Geloven is een groeiproces. Met vallen en opstaan. Wij hebben de verantwoordelijkheid om echt te luisteren naar Jezus en de woorden van God. Maar God maakt ons niet in één keer af. Hij vormt ons stap voor stap en dag na dag.

Hoe kan Jezus zoveel geduld hebben? Dat is omdat Hij alle vertrouwen heeft in het Woord. In de Gód van dat Woord. Gods Woord heeft kracht. God laat zijn gezaaide Woord niet leeg terugkeren.

Zo mogen wij verantwoordelijkheid leren én geduld. Voor onszelf en voor de mensen om ons heen. Neem elke dag Gods Woord tot je. Zaai het uit. Heb geduld in jouw rijpingsproces naar de oogst. Blijf geduldig bidden voor allen onder wie dat Woord gezaaid is en wordt.