Als Jezus vertrokken is… (Marcus 9,14-19)

Als Jezus vertrokken is…
Marcus 9,14-19
Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. De mensen waren verbaasd toen ze hem zagen, en liepen meteen naar hem toe om hem te begroeten. Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar u gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie verdragen?’

Jezus gaat een berg op met drie van zijn leerlingen. De andere leerlingen blijven achter met de mensen die Jezus volgden. Daar sta je dan. Je Meester is er niet. Hij blijft best een tijd weg. Hoe voelt dat?

Er komt een man op je af met zijn zoon. Zijn zoon is bezeten door een demon die hem doof maakt en in levensgevaarlijke situaties brengt. Deze vader spreekt jullie aan om die demon uit te drijven. Je hebt eerder met dat bijltje gehakt. Toen Jezus jullie uitzond in koppels van twee en jullie macht gaf over onreine geesten. Jezus is er niet. Wij doen het wel. Maar het lukt niet. Hoe kan dat nu? Mensen drommen om jullie heen. De Schriftgeleerden nemen hun kans waar. Ze vallen jullie aan. Kunnen ze mooi ook jullie Meester zwart maken: zijn spel is uit.

Jezus komt terug. Toch nog! Wat een drukte. Net als toen Mozes van de berg kwam. Maar hier is geen feest, hier wordt gebekvecht. Jezus vraagt wat er aan de hand is. De vader legt de situatie uit. Zijn verzoek aan Jezus’ leerlingen. En zij konden het niet. Jezus zegt: “Wat zijn jullie toch een ongelovig volk. Hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie verdragen?”

Deze hele generatie zit vol ongeloof. De vader heeft er geen vertrouwen meer in. Jezus’ leerlingen haperen. De Schriftgeleerden betwisten Jezus’ gezag. Als Jezus er niet is, dan kán Hij ook niks meer.

Deze keer ging Jezus een berg op. Daar werd Hij verheerlijkt. Later zal Jezus naar de hemel gaan. Daar zal Hij in heerlijkheid op de troon zitten. Zullen mensen dan nog vertrouwen op Jezus en zijn gezag?