Amos 2,8

Lezen: Hebreeën 10:19-25
In het huis van hun God drinken ze wijn die als boete was ontvangen. Amos 2:8

Heb jij wel eens een boete gehad? Laatst kreeg ik één voor te hard rijden. Ik ben daar niet trots op. In Israël betaalden mensen hun boetes soms met wijn. Dat zal vast geen boete voor openbare dronkenschap geweest zijn. Waarschijnlijk zat het zo: de rijke mensen leenden geld aan de arme mensen. Zodat die toch nog een wijngaard konden onderhouden. Als die arme mensen hun schuld wilden aflossen, dan moesten ze een hoge rente betalen. Hoewel God dat verboden had (Leviticus 25:35-38). De rijkelui gingen vervolgens zich tegoed doen aan die wijn. Ik kan me voorstellen dat de corrupte rechters die de wijn geïnd hadden daar ook bij waren. Dat deden ze in hun godshuizen. Alcoholketen had je toen ook al. Alleen heetten ze toen godshuizen.
Zie je het contrast? Een huis van God is toch bedoeld om daar de HEER te ontmoeten? Om te genieten van zijn gaven? Samen? Als er één plek is waar je veilig verwacht te zijn, dan is het toch daar? Maar in de tijd van Amos werden mensen stelselmatig uit de godshuizen geweerd. Voor de uitgebuite mensen was er geen plek. Vreemd eigenlijk: De Bijbel leert ons dat de toegang tot God en zijn gemeente gratis is. Voor iedereen die zich aan Jezus toevertrouwt. Hij heeft de prijs betaald en de toegang verdiend. Hoe kunnen wij er nu voor zorgen dat dát in ónze gemeente als huis van God zichtbaar wordt?