Amos 5,26

Lezen: Exodus 19:1-6
Nu zullen jullie de beelden die jullie zelf gemaakt hebben … met je mee moeten dragen. Amos 5:26

De HEER heeft vanaf het prilste begin zijn volk gedragen. In Deuteronomium 1:31 zegt Mozes: “Vergeet niet alles wat de HEER voor uw ogen gedaan heeft in Egypte en in de woestijn waar u gezien hebt hoe de HEER uw God u droeg, zoals een man zijn kind draagt.” Ja, de HEER heeft hen op adelaarsvleugels gedragen. Dat betekent dat Gods volk echt houvast vond bij de HEER.
Maar ze vertrouwden Hem niet. Als je geen vertrouwen hebt in degene die je draagt, waar ben je dan bang voor? Dan ben je bang dat hij je laat vallen! Zo gedroeg Israël zich naar de HEER toe. Maar als je bang bent dat de HEER je laat vallen, dan is het te begrijpen dat je elders je houvast gaat zoeken. En je ziet het gebeuren: daar halen we de afgoden binnen. Sakkut en Kewan. Goden van de Assyiërs. Een gruwel voor de HEER.
Israël laat de HEER vallen. Maar eigenlijk heeft de HEER alle reden om zijn vólk te laten vallen. Telkens weer vergeten ze Hem. Denken ze dat ze niet genoeg hebben aan Hem. Tijdens de woestijnreis. In het beloofde land. De HEER strafte zijn volk daar ook voor. Met slangen. En, zegt Amos, met ballingschap. De HEER zegt: “Ik stuur jullie naar het land waar die goden vandaan komen. Misschien zul je dan erkennen dat ik de HEER ben.”
Wat heeft de HEER gedaan om jou te laten merken dat Hij echt te vertrouwen is?