Amos 9,9

Lezen: Amos 9:8-10
Op mijn bevel zullen de Israëlieten door alle volken heen en weer worden geschud, als in een zeef waar niet één steentje doorheen valt. Amos 9:9

Als je rijst afgiet in een zeef, dan verdwijnt het kooknat door de zeef. Dat heb je niet meer nodig. De rijst in de zeef ga je opeten. Een zeef kan ook anders werken. Als je fijn zand nodig hebt, dan schud je het in een zeef: het bruikbare zand valt er doorheen, de onbruikbare steentjes blijven achter. In dat geval doe je weg wat in de zeef overbleef. Aan zo’n zeef denkt Amos. Alle stenen blijven achter in de zeef. Niet één gaat er door heen.
Die steentjes zijn een beeld voor de zondaars in Gods volk. De Israëlieten die ondanks uiterlijke vroomheid de HEER tergden met hun verzet tegen Hem. Ze denken dat de HEER hen toch wel zal sparen. Dat zal de HEER ook doen. Maar Hij bespaart hen niet het kwaad dat Amos toezegde, maar Hij zal hen sparen om hen te straffen. Niemand van hen zal ontkomen. Toch zal God niet heel zijn volk vernietigen, zegt Amos in vers 8. Blijkbaar blijven er nog zandkorrels over. Mensen die door geloof bij het nageslacht van Abraham horen (Genesis 13:16).
De HEER zeeft zijn volk door middel van de andere volken. Dat gebeurt in de ballingschap. Door de beproeving en de verleiding van de ballingschap heen zal God maken dat er ook nog kinderen van Hem zijn die wel op Hem vertrouwen. Heeft God jou wel eens heen en weer geschud en je daardoor dichter bij Hem gebracht? Vertel elkaar daarvan.