bij Jezus zijn (Marcus 3,13-19)

bij Jezus zijn
Marcus 3,13-19
Hij ging de berg op en riep al degenen bij zich op wie hij zijn keuze had laten vallen, en ze kwamen naar hem toe. Hij stelde twaalf van hen aan als apostel; ze moesten hem vergezellen, en hij wilde hen ook uitzenden om het goede nieuws bekend te maken. Ze kregen de macht om demonen uit te drijven. De twaalf die hij aanstelde, waren achtereenvolgens Simon, die hij de naam Petrus gaf, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, Johannes, de broer van Jakobus (aan deze twee gaf hij de naam Boanerges, wat ‘zonen van de donder’ betekent), Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, Taddeüs, Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem heeft uitgeleverd.

Jezus roept twaalf mannen om met Hem zijn. Aan zijn voeten. In zijn lijfelijke Tegenwoordigheid. Hem zien en horen. In zijn prediking van het Koninkrijk van God. In zijn wonderen die dat onderstrepen. In zijn goddelijke zending en volmacht. In zijn vernedering en lijden.

Als zijn naaste leerlingen Gods nabijheid zien en God groot maken. De aanvallen op Jezus zien en hoe mensen zich verzetten tegen God en zijn Zoon. In zijn lijden delen: “Jij bent een van zijn leerlingen.” Ontdekt worden aan je eigen verzet tegen God, speciaal in Jezus. En hoe hard je zelf ook Jezus nodig hebt.
In die majesteit van Jezus en die kleinheid, ontrouw en onmacht van jezelf groeien in vertrouwen op Hem en leren om alles van Hem alleen te verwachten.

Als Hij je dan na zo’n opleiding zendt, dan heeft Hij je geleerd om niet op jezelf te staan, maar op Hem alleen. Om niet te handelen uit eigen gezag, maar alleen op gezag van zijn Naam. Om niet jezelf in het midden te stellen, maar alleen Jezus, de Heer.

De apostelen hebben een unieke onoverdraagbare functie. In de Bijbel worden Jezus’ twaalf apostelen genoemd naast Gods profeten in het oude verbond. De stadsmuur van het nieuwe Jeruzalem uit Openbaring 21 heeft twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam.

Tegelijk: in het slot van Marcus’ boek lezen we dat állen die tot geloof in Jezus komen herkenbaar zullen zijn door tekenen die hun getuigenis van Jezus vergezellen. Hoe zijn zij in staat om dat werk te doen? Alleen door steeds dicht bij Jezus te zijn.