bijtanken (Marcus 6,30-31)

bijtanken
Marcus 6,30-31
De apostelen kwamen weer terug bij Jezus en vertelden hem over alles wat ze gedaan hadden en wat ze de mensen onderwezen hadden. Hij zei tegen hen: ‘Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.’ Want het was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te eten.

Een mens kan niet blijven doorhollen. Als je alleen maar moet werken, werken en werken, zonder pauzes, zonder rust en zonder eten, dan ga je over de kop. Zo heeft God het ook niet bedoeld. Genesis vertelt dat God de hemel en de aarde schiep in zes dagen, en dat Hij op de zevende dag rustte en genoot van zijn schepping. De eerste volle dag van de eerste mens was Gods rustdag. De mens mocht delen in Gods rust en van daaruit het leven oppakken en ingaan.

Jezus’ leerlingen hebben twee aan twee de regio doorkruist. Met de boodschap van Gods Koninkrijk en met Jezus’ volmacht. Nu komen ze terug bij Jezus. Ze brengen verslag uit. Jezus zegt: “Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje te rusten.”
Die rust daar komen ze na hun rapportage niet aan toe. Het is een komen en een gaan van mensen. Jezus’ leerlingen krijgen niet eens de kans om te eten.

Jezus is hier de goede Herder: ook voor zijn leerlingen. In de beeldtaal van Psalm 23: de Herder Jezus wil zijn leerlingen als zijn schapen laten rusten in groene weiden, voeren naar vredig water en nieuwe kracht geven.

Jezus zal later zijn kerk bouwen op zijn apostelen. Ook voor de leiders van de kerk geldt: Je kunt niet blijven doorhollen. Als je alleen maar moet werken, dan leef je ten koste van jezelf. En van je gezin, als je een gezin hebt gekregen. Dat geldt ook voor het werk in dienst van de Heer! Jézus is de Opperherder. Daarom kunnen wíj als het daar tijd voor is eten en rusten.