De akkerbouwer wordt zwerver. (Genesis 4,11-12)

Genesis 4,11-12
De akkerbouwer wordt zwerver.
11 Daarom: vervloekt ben jij! Ga weg van deze plek, waar de aarde haar mond heeft opengesperd om het bloed van je broer uit jouw hand te ontvangen. 12 Ook al bewerk je het land, het zal je niets meer opbrengen. Dolend en dwalend zul je over de aarde gaan.’

Een kernwoord in deze Bijbelverzen is het woord ‘aardbodem’. In het vorige vers lazen we al: Het bloed van je broer schreeuwt naar God vanaf de aardbodem. Nu weer: God verbant Kaïn ver van de aardbodem die haar mond heeft opengesperd om het bloed van Abel uit de hand van Kaïn te ontvangen. En waar Kaïn ook komt: De aardbodem zal zijn opbrengst niet meer aan hem geven.

Kaïn was akkerbouwer. Nu wordt hij verbannen van zijn akker, zijn levensbron. Op de plaats van delict mag hij nooit meer komen. Maar de aarde is één: ook als Kaïn op een andere plek gaat zaaien, zal de aarde hem geen opbrengst geven. Kaïn mag zijn beroep niet meer uitoefenen. De aarde zelf keert zich tegen hem. De akkerbouwer wordt zwerver.

God straft Kaïn precies daar waar hij zich tegen God verzette: Kaïn bracht God een offer van de oogst van het land, maar dat offer was eigenlijk geen offer van overgave en toewijding. Kaïn mag geen akkerbouwer meer zijn. Daar klinkt in door dat God zegt: “Kaïn, als jij het gewas en de oogst van het land niet uit mijn hand wilt ontvangen, dan houd je niets over.”

Kaïn wordt een zwerver. Het klinkt als een schaap dat wegloopt bij zijn herder en zijn kudde vandaan. Zal er een tijd komen dat Kaïn terug verlangt naar de herder en de kudde?
En ik dan? Waar dwaal ik en roept God mij om bij Hem terug te komen? Zet ik zelf elke keer de stap terug naar Hem? Misschien leef jij ver bij God vandaan. Maar God zond Jezus de Herder die verloren schapen zoekt. Volg Hem.