De bode en de wegwerkers (Marcus 1,2-3)

De bode en de wegwerkers
Marcus 1,2-3
Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen. Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden!”

Johannes is Jezus’ heraut of voorloper. Hij gaat als bode voor Jezus uit om de weg voor Jezus te banen. Zodat als Jezus komt de mensen rijp zijn om Hem te ontvangen. Via zijn voorloper Johannes de Doper heeft God de mensen bewerkt, zodat er een sfeer van gespannen verwachting is. Johannes focust de aandacht op de beloofde Messias. Het is er één. De unieke door God aangewezene. Gods eigen Zoon. De Heer Jezus.

Gods bode roept mensen op om de Heer te ontvangen. De bode baant de weg door de mensen te wijzen op hún verantwoordelijkheid om de weg klaar te maken. De bode zelf maakt niet de hele straat in orde, maar wijst de mensen er op om elk hun eigen stukje straat in orde te maken. Op die manier wordt de weg gebaand.

Deze taakomschrijving is bevrijdend voor de bode. Hij mag weten: Ik ben niet de Messias. Ik hoef niet de weg te leggen. Ik heb mensen te wijzen op hun verantwoordelijkheid ten opzichte van Hem die komt. Zo wil God mij gebruiken.

Mijn ouders wonen aan een particuliere weg. Het Wijma’s reedsje (reed is Fries voor oprijlaan of pad). De bewoners aan dat pad zijn elk verantwoordelijk voor een stukje van die weg. Wij zijn verantwoordelijk voor ons eigen stukje weg. Begin bij jezelf! Johannes wijst mensen op hun eigen verantwoordelijkheid. Ben jij klaar om de Heer te ontvangen? Zorg dat je jouw rommel opruimt die dat in de weg staat.