de inleiding (Marcus 14,1-2)

de inleiding
Marcus 14,1-2
De volgende dag zou het feest van Pesach en het Ongedesemde brood beginnen. De hogepriesters en schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om hem door middel van een list gevangen te nemen en te doden. Ze zeiden bij zichzelf: Tijdens het feest kan dat niet, want dan komt het volk in opstand.

Sommige boeken lees je in één adem uit. Andere zijn veel taaier om doorheen te komen. Een goede openingszin kan je aandacht trekken; je wilt meer weten. Een treffende inleiding zet de zaak op scherp: Hoe zal dit aflopen?

De eerste twee verzen van Marcus 14 vormen een inleiding op wat komen gaat. Vers 10 en 11 vormen de epiloog.

De moordenaars kwamen samen en smeedden hun plannen. Ze wilden hun beoogde slachtoffer koste wat het kost in handen krijgen. Hij moest dood. Andere opties waren er niet. Ze loerden al zo lang op Hem. Hun tolerantiegrens was al ‘tig’ keer gepasseerd. Voor hun gevoel hadden ze Hem al bijna te pakken. Maar juist nu was er een probleem. De volgende dag zou het feest van Pesach en het Ongedesemde brood beginnen. Dat was een groot feest. Een aantal dagen feest. Op de grote feesten en op de sabbat mochten de Joden geen doodstraf uitvoeren. Daarmee zaten ze in de maag. Moesten ze wachten tot ná het feest? Wat een afgang. Dat wilden ze niet. Jezus had beter gister dood kunnen zijn dan vandaag. Ze moesten het over een andere boeg gooien. We hebben een list nodig. Er moet een manier zijn dat wij schone handen houden, dat wij Jezus niet ter dood brengen, en dat Hij toch terechtgesteld wordt. Wie kunnen we Jezus in handen spelen? Wie zal het vuile werk voor ons opknappen?

Dit is de inleiding. Donkere tonen kleuren het begin van Marcus 14. De geschiedenis die nu volgt staat in het teken van die donkere achtergrond.