de Mens en de mensen (Marcus 9,30-32)

de Mens en de mensen
Marcus 9,30-32
Ze vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam, want hij was bezig zijn leerlingen onderricht te geven. Hij zei tegen hen: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’ Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen.

Hoe is het om in handen te vallen van een mens? Er was eens een kleine jongen die door zijn moeder op straat werd achtergelaten. Zij meende dat ze niet langer voor hem kon zorgen. Een man in een auto pikte de jongen op. De jongen had geluk: de man zocht het goede voor hem. Hij zorgde voor een gezin waar de jongen werd opgenomen. Hij zorgde dat de jongen naar school kon en kon leren en later werk kreeg.

Het kan ook anders. Er zijn ook kinderen die worden meegenomen of geroofd en die dan worden uitgebuit. Als kindsoldaat, in de seksindustrie of in kinderarbeid. Niet alleen voor kinderen, maar ook voor grote mensen kan het een ramp zijn om in handen te vallen van een mens. Denk aan mishandeling, geloofsvervolging, oorlogen. De grootste vijand van de mens is de mens.

God ziet hoe wij met elkaar en zijn schepping omgaan. Hij stuurt zijn Zoon. Zijn Zoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Jezus is God én mens. Hoe is het voor Jezus om in handen van de mensen te vallen? Jezus krijgt geen betere behandeling dan al die andere mensen die slecht af zijn. Ook Hij wordt van het leven beroofd.

Jezus is geen slachtoffer. God de Vader geeft zijn Zoon over in de handen van de mensen. Jezus bewilligt daarin. Waarom doen ze dat? Jezus gaat die weg voor ons, om ons tot op het diepst te bevrijden van alles wat onmenselijk is. Hij verslaat van binnenuit de mensenhaat. Daarna staat Hij op uit de dood, om ons Gods mensenliefde te leren.