Een koning die zich laat bespotten. (Marcus 15,16-20a)

Een koning die zich laat bespotten.
Marcus 15,16-20a
De soldaten leidden hem weg, het paleis (dat wil zeggen het pretorium) in, en riepen de hele cohort bijeen. Ze trokken hem een purperen gewaad aan, vlochten een kroon van doorntakken en zetten hem die op. Daarna brachten ze hem hulde met de woorden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’ Ze sloegen hem met een rietstok tegen het hoofd en bespuwden hem, en bogen onderdanig voor hem. Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem het purperen gewaad uit en deden hem zijn kleren weer aan.

Wanneer wordt een heerser of koning bespot? Als hij machteloos is. Soms zijn er gewelddadige tirannen. Ze zijn gezond en krachtig. Ze hebben de macht stevig in handen. De mensen buigen en sidderen voor hen. Dan brokkelt hun macht af. Opeens is het over. Ze worden gearresteerd. Veroordeeld. Vernederd. Gedood. Het lijkt wel of alle opgekropte haat van de mensen er in één keer uit komt.

De soldaten eren Jezus alsof Hij een koning is. Een koninklijke mantel, een kroon, een huldiging, een onderdanige buiging. Maar hun eer is pure spot. Een doornenkroon, klappen met een rietstok, ze bespugen Jezus. Al hun haat komt naar buiten.

Jezus heeft de mensen geen kwaad gedaan. Hij is de hoogste Heer. Maar Hij is juist geen tiran. Hij is de Zoon van God. Hij is totaal anders dan tirannen. God is de bron van al het goede. Vanwaar die enorme haatuitbarsting tegen Jezus?

De soldaten noemen Jezus de koning van de Joden. Dat is hun zere punt. Jezus claimt dat Hij de Messias is. De beloofde Redder. Gods Zoon. Blijkbaar weten die soldaten iets van Gods beloften en van de verwachtingen van Gods volk. Maar zij hebben liever een wrede keizer dan vrede bij God door Jezus.

En wij dan? In ieder van ons schuilt een tiran. Alleen de hoogste Koning die zich laat bespotten kan ons van die innerlijke tiran bevrijden. Jezus is geen machteloze koning. Hij láát zich bespotten. Zo pakt Hij alle tirannie tot in de wortel aan. Heer, bevrijd ook mij!