erkenning (Marcus 9,38-41)

erkenning
Marcus 9,38-41
Johannes zei tegen hem: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten omdat hij zich niet bij ons wilde aansluiten.’ Jezus zei: ‘Belet het hem niet. Want iemand die een wonder verricht in mijn naam kan onmogelijk het volgende moment kwaad van mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons. Ik verzeker je: wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden.

Stel je voor dat je werkt op een kantoor. Je hebt jarenlang trouw je werk gedaan. Krijg je daar ook erkenning voor? Dat anderen je zien? Dat ze jouw betekenis voor het kantoor zien? Kun je zonder erkenning? Of geeft erkenning je juist nog meer motivatie om je werk te doen?

Jezus’ leerlingen verlangen ook erkenning. Ze hebben iemand gezien die in Jezus’ Naam demonen uitdreef. Dat lukte de leerlingen de vorige keer niet. Blijkbaar lukte het die man wel, want hij riep de Naam van Jezus daarbij aan. Jezus’ leerlingen wilden hem tegenhouden. Hij mocht niet op eigen houtje opereren. Hij moest zich eerst bij hén aansluiten.

Ook hier proef je het thema van deze hele perikoop: ga niet ruzie maken over wie de belangrijkste van jullie is, maar bewaar vrede onder elkaar. Jezus’ leerlingen zitten nog in de sfeer van: als er nieuwe leerlingen van Jezus bij komen, dan moeten die óns als hun meerdere erkennen, pas dan mogen ze meedoen.

Jezus wijst die manier van denken af. Het is genoeg als die man Jézus erkent. Als hij op gezag van Jezus’ Naam een wonder verricht, dan is dat een bewijs dat hij Jezus’ gezag erkent. De taak van Jezus’ leerlingen is niet andere leerlingen van Jezus ontzag voor hén af te dwingen. God beloont de mens die hen alleen al een beker water geeft omdat ze bij Christus horen.

Gunt Jezus zijn twaalf apostelen geen erkenning? Hij zal zijn kerk toch bouwen op het fundament van apostelen en profeten? Dat is het precies. De twaalf krijgen al volledige erkenning. Van Jezus en zijn Vader. Dan hoeven ze dat niet bij mensen te zoeken. Zij hebben de handen vrij om te dienen.