Genesis 2,19 Geef de dieren een naam

Geef de dieren een naam
Genesis 2,19
19 Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten.

De Zweed Carl Linnaeus ordende planten en dieren en hij gaf veel planten en dieren een naam. Linnaeus was niet de eerste die dieren een naam gaf. Adam was de eerste mens die dieren een naam gaf.

Stel dat dieren nog geen naam hadden. Jij mag ze een naam geven. Probeer het maar eens. Je vergeet even hoe die soorten heten: dalmatiƫr, snoek, merel, olifant. Dat vergeet je. Jij kijkt: Hoe ziet dit dier er uit? Wat kenmerkt dit dier? En dan ga je zelf een naam voor dat dier, voor die soort, bedenken. Welke naam zou jij ze geven?

God laat Adam dieren namen geven. Dat is voor Adam een eer. Het is ook een verantwoordelijkheid. Het vraagt heel goed observeren. Het vraagt de unieke kenmerken van elke soort onderscheiden.

Voor God zijn dieren belangrijk. Hij heeft ze gemaakt. In stammen, klassen, orden, families, geslachten en soorten. Die indeling is voor God ook belangrijk. De overeenkomsten en de verschillen. De leefomgeving die dieren nodig hebben. Hun voedsel. Alles wat specifiek is voor die ene soort. En God heeft alles op elkaar afgestemd.

Als je goed observeert, dan kun je al die dingen waarnemen. Je ziet het ook terug in de namen van dieren. Een koekoek is genoemd naar zijn roep. De korenbloem komt veel voor op korenvelden. De vlinderfamilie van de pijlstaarten is genoemd naar de pijl of stekel aan het uiteinde van het achterlijf van de rups.

Wil je God als Schepper eren? Begin dan maar met Gods schepping observeren.