Genesis 2,4b-6 De aarde wacht

De aarde wacht
Genesis 2,4b-6
In de tijd dat de HEER God aarde en hemel maakte, 5 groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkel gewas opgeschoten, want de HEER God had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; 6 wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide.

Heb je wel eens water uit de grond omhoog zien komen? Bijvoorbeeld bij een bron of een wel. Grondwater en welwater, die twee had God eerst gemaakt. Maar God had het nog niet laten regenen op aarde. Er waren nog geen bomen en struiken. Geen graanvelden. God had nog niet de mens gemaakt. God had wel de aarde gemaakt. En de aarde wachtte. De aarde wachtte op de regen die van God komt. De aarde wachtte ook tot God de mens maakte om de aarde te bewerken.

Op biddag voor gewas en arbeid bidden we dat God genoeg zon en genoeg water geeft, zodat het gewas groeit en vrucht draagt. We bidden ook dat God mensen geeft die het land bewerken en dat God hen zegent in hun werk. Ook bidden we voor veeteelt, visserij, en alle arbeid van de mens in Gods schepping.

Hoe krijg je velden vol graan, als voedsel voor de mens? God moet regen geven. Maar God moet ook mensen geven die het land bewerken. Genesis 2 vertelt over de aarde, of specifiek de akker die wacht op de mens. De aarde of de akker is in het Hebreeuws ‘adama’. De mens is in het Hebreeuws ‘adam’. Die woorden lijken op elkaar. De aarde of de akker, en de mens zijn door God gemaakt als bondgenoten. Adam krijgt de prachtige taak om Adama te bewerken. Met de liefde en de zorg die God hem leert.