Jezus herstelt de sabbat. (Marcus 2,23-28)

Jezus herstelt de sabbat
Marcus 2,23-28
Eens liep hij op een sabbat tussen de korenvelden door. Zijn leerlingen gingen de velden in en begonnen aren te plukken. ‘Kijk eens!’ zeiden de farizeeën tegen hem. ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ Maar hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ En hij voegde eraan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; en dus is de Mensenzoon ook heer en meester over de sabbat.’

Je werkt in een fabriek en dan is het tijd om te schaften. Tijd om te ontspannen en tijd om te eten. Maar dan worden er nieuwe regels ingevoerd. Je krijgt allemaal een vaste plek om te zitten. Je mag niet meer praten onder schafttijd. Je mag niet kruimelen met het eten. Overtreding wordt zwaar bestraft. Maar daar is de middagpauze toch niet voor? Er zijn zoveel regels en er wordt zo streng op je gelet, het voelt net alsof je in de pauze nog harder moet werken dan daarbuiten. Dan is het goed om weer te kijken waar die pauze eigenlijk voor gegeven is.

Gods volk in het oude verbond mocht op de sabbat niet werken. God had hen de sabbat gegeven als dag van rust. Stilstaan van je arbeid en stilstaan bij God. Rusten en vieren en rust vinden in God. In de loop van de eeuwen waren er heel wat voorschriften ontwikkeld voor de sabbat. Om maar te voorkómen dat mensen toch gingen werken. Goed bedoeld. Uit eerbied voor God. Maar het resultaat was dat ze op de sabbat het hardst moesten werken van alle dagen in de week. Onder het strenge oog van de Farizeeën.

Dan komt Jezus. Hij laat zijn leerlingen rustig aren plukken op de sabbat. Jezus is Heer over de sabbat. Mag Hij wel doen wat niet mag? Daar gaat het niet om. Jezus ontwijdt de sabbat niet. Jezus geeft de sabbat zijn plek terug: De sabbat is voor de mens gemaakt, niet de mens voor de sabbat.