Jezus is meer dan koning David. (Marcus 12,35-37)

Jezus is meer dan koning David.
Marcus 12,35-37
Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de messias een zoon van David is? 6Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.

Er was eens een meneer die heette van de achternaam God. Als hij de telefoon opnam dan zei hij: “Met God.” Dat is raar. Maar als je weet dat het alleen zijn achternaam is, dan kun je er mee leven. Maar wat als er een meneer is die zegt dat Hij zelf God is? Niet dat Hij God heet, maar dat Hij het is. Gewoon een mens als wij. En dan beweren dat je God bent. Maar Hij is zo echt mens. Je kunt Hem zien. Je kunt Hem aanraken. Hij heeft ook pijn als hij met de hamer op zijn duim slaat. Hij huilt bij het graf van Lazarus. Hoe kan God een mens worden en hoe kan een mens God zijn?

Juist op dat punt vallen de Joodse leiders Jezus aan. Ook hiervóór in al die vragen die ze op Hem afvuren. Jezus ontmaskert steeds hun slechte bedoelingen. Jezus blijft bij zijn claim dat Hij de Messias is. Op dat kernpunt komt Hij nu terug. Jezus laat zien dat de Schriftgeleerden het zelf bij het verkeerde eind hebben.

Koning David noemde de beloofde Messias zijn Heer! De Messias is niet alleen een zoon van David. Daarover waren de Schriftgeleerden het eens. Maar Hij is ook de Heer van David. Dus is Hij meer dan David. God zal die beloofde Messias zelfs een plek geven naast zichzelf op de troon. Maar dan is die Messias dus toch én mens én God. Jezus staat niet alleen als Hij dat beweert. God liet het al vooraf zeggen door koning David. En God zal al zijn vijanden aan Hem onderwerpen. Alle vijanden die zich tegen Jezus en dus tegen God verzetten.