lachen vol ongeloof (Marcus 5,37-40b)

lachen vol ongeloof
Marcus 5,37-40b
Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten.

Sommige mensen slapen overal doorheen. Een uitdrukking zegt: ze zijn met geen stok wakker te krijgen. Bij de meeste mensen zal dat trouwens minder moeite kosten. Maar om nu van iemand die dood is te zeggen dat hij slaapt? Dat klinkt wreed. Die wordt toch nooit meer wakker?

Als er iemand was gestorven in die tijd dan huurde de familie klaagvrouwen in. Beroepsmatig misbaar maken. Huilen en weeklagen. Jezus verbiedt rouwen en weeklagen niet. Hij schaft rouwgebruiken niet af. Als wij een geliefde verliezen, laten we dan echt ruimte maken voor rouw. Mijn leraar Nederlands vroeger zei: “Verwerken kent geen voltooid deelwoord.”

Maar hoe kan Jezus nu zeggen dat dit kind niet is gestorven, maar slaapt? Óf Jezus zit in een ontkenningsfase, dat Hij nog niet kan en wil geloven dat ze dood is. Óf voor Jezus, de Zoon van God, is iemand uit de dood roepen hetzelfde als wanneer wij iemand die slaapt wakker roepen.

De klaagvrouwen gaan naar buiten. Ze vertellen dat Jezus zegt dat het meisje niet dood is, maar slaapt. Ze klagen niet meer, maar ze lachen. Ze lachen vol ongeloof. Zal dat de menigte aansteken? Zullen al die mensen als een blad aan de boom omslaan, zich tegen Jezus keren en nu al roepen: “Kruisig Hem!”?

Waar sta jij? Lach je als je hoort van Jezus die doden tot leven roept? Geloof je er niets van? Heb je de neiging om de spot met Hem te drijven, omdat het vloekt met alles? Of laat je je door Jezus wakker roepen uit de uitzichtloosheid van een leven dat eindigt bij het graf?