Levendige handel stilgelegd. (Marcus 11,15-19)

Levendige handel stil gelegd
Marcus 11,15-19
Ze kwamen in Jeruzalem. Hij ging de tempel binnen en begon iedereen die daar iets kocht of verkocht weg te jagen; hij gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver, en hij liet niet toe dat iemand voorwerpen over het tempelplein droeg. Hij hield de omstanders voor: ‘Staat er niet geschreven: “Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn”? Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ De hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden wat er gebeurd was en zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen; ze waren bang voor hem, omdat het hele volk in de ban was van zijn onderricht. Nadat de avond gevallen was, gingen Jezus en zijn leerlingen weg uit de stad.

Stel je een grote markt voor. Allemaal kraampjes. Achter de kraampjes de verkopers. Voor de kraampjes veel mensen. Het is druk. Er is een levendige handel.

Op het tempelplein in Jeruzalem is ook een levendige handel. Duiven worden verhandeld als offerdier. Geld wordt gewisseld. Mensen konden dan bij de tempel een offerdier kopen. Deze markt is niet zomaar een markt. Het is de tempelmarkt. De aangekochte dieren worden geofferd aan God de Heer. Hij zal er blij mee zijn. Een bloeiende handel in de tempel wijst op een bloeiend godsdienstig leven.

Dan komt Jezus, de Zoon van God. Hij is woedend. Hij jaagt kopers en verkopers weg. Jezus legt de hele handel op het tempelplein stil. Hoe krijgt Hij dat in zijn eentje voor elkaar? Blijkbaar legt God een grote schrik over allen die daar zijn. Niemand durft zich te verzetten. Alles valt stil. En alle ogen zijn gericht op deze ene!

Dan neemt Jezus het woord. Hij zegt: “Staat er niet geschreven: ‘Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn?’ Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” Jezus richt zich tot verkopers én kopers. De hele levendige handel in de tempel is schijn. Net als het volle blad van de vijgenboom. Het huis van gebed blijkt een rovershol. Rovers stelen en moorden. De hogepriesters en Schriftgeleerden bevestigen Jezus’ verwijt: in de tempel smeden zij hun plannen om Gods Zoon Jezus uit de weg te ruimen.

Welke plannen smeden wij in onze gebedshuizen?