Met Jezus de dood vóór zijn. (Marcus 5,21-24)

Met Jezus de dood vóór zijn.
Marcus 5,21-24
Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ Hij ging met hem mee.

Als iemand opeens een herseninfarct krijgt of een hartaanval, dan moet je als de wiedeweerga naar het ziekenhuis. Hoe eerder hoe beter. De ambulance brengt je daar met loeiende sirenes naar toe. Artsen buigen zich over jou en doen wat ze kunnen. Niet iedereen overleeft zo’n gebeurtenis, maar als je het overleeft en ook nog mag opknappen, dan zeg je achteraf misschien wel: “Ik ben voor de dood weggehaald.” Zo dichtbij was die.

Toen Jezus als mens op aarde was had je nog geen ziekenauto’s met loeiende sirenes die je naar een ziekenhuis brachten in noodgevallen. Maar daar was wel Jezus. De machtigste Geneesheer. Hij had al zoveel mensen beter gemaakt. Ook mensen die door de dokters waren opgegeven. Jezus is meer dan alle dokters bij elkaar. Als Jezus het wil, dan kan Hij iedereen beter maken. Maar dan moet Hij wel op tijd komen natuurlijk. Voordat mijn dochter dood is.

Jaïrus wringt zich hoogstpersoonlijk door de menigte heen naar Jezus toe. Hij werpt zich eerbiedig en afhankelijk voor zijn voeten neer. Hij smeekt Jezus om met Hem mee te gaan. De bezetene uit de vorige geschiedenis viel ook voor Jezus’ voeten neer. Hij zei: “Doe me geen pijn!” Maar Jaïrus komt bij Jezus voor genezing en leven.

Jezus gaat met Jaïrus mee. Hij vraagt de heilige Geest niet om Hem in één seconde naar het huis van Jaïrus te brengen. Nee, Jezus en Jaïrus moeten zich door de menigte heen een weg banen. Zal Jezus op tijd komen?