Nomaden, muzikanten en smeden. (Genesis 4,19-22)

Genesis 4,19-22
Nomaden, muzikanten en smeden.
19 Lamech nam twee vrouwen; de ene heette Ada, de andere Silla.
20 Ada bracht Jabal ter wereld; hij werd de stamvader van hen die in tenten leven en vee houden.
21 Zijn broer heette Jubal; hij werd de stamvader van allen die op de lier of de fluit spelen.
22 Ook Silla bracht een zoon ter wereld, Tubal-Kaïn; hij was smid en werd de stamvader van allen die brons en ijzer bewerken. De zus van Tubal-Kaïn heette Naäma.

Lamech neemt twee vrouwen.
Dat klinkt anders dan hoe het ging bij Adam: Adam ontving uit Gods hand een vrouw. Adam nam geen vrouw, maar kreeg haar. Eén vrouw: jij voor mij en ik voor jou.
Het klinkt ook anders dan de uitspraak van Genesis 2,24: “Een man maak zich los van zijn vader en moeder en hecht zich aan zijn vrouw en zij zullen één lichaam zijn.”
Twee mensen die een nieuwe levenseenheid vormen. Die unieke relatie die je ontvangt uit Gods hand, die kun en wil je toch niet met anderen delen?

Is Lamech de eerste die dit doet? Hij neemt. Het is een bewuste keuze. Hij wil trendsetter zijn. Er staat geen expliciete afkeuring bij, maar het gebeurt wel in een leefgemeenschap die ver bij God vandaan is gaan staan.

Los van God kun je ook tot grote dingen komen. We lezen van stamvaders van nomaden, muzikanten en smeden. Die beroepen zijn niet verkeerd door de setting waarin ze zijn ontstaan. David was ook een herder en harpist. In Gods volk waren ook smeden.

Er zijn mensen die God kennen en op God vertrouwen, en er zijn mensen die God niet kennen en die niet op God vertrouwen. Maar voor ons allemaal geldt: wij kunnen alleen dingen ontdekken en ontwerpen en ontwikkelen, omdat Gód ons de gaven daarvoor gaf.

In dit stukje staan stamvaders van nomaden, muzikanten en smeden. Er staat niet hoe zij hun talenten gebruikten. Jij hebt ook talenten van God gekregen. Hoe gebruik je die? Wees blij als je God kent. Dan kun je Hem als de Gever van jouw gaven eren. Ook in en met jouw specialiteit.