schone handen en een zuiver hart (Marcus 7,14-16)

schone handen en een zuiver hart
Marcus 7,14-16
Nadat hij de menigte weer bij zich had geroepen, zei hij: ‘Luister allemaal naar mij en kom tot inzicht. Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken.’ Wie oren heeft om te horen moet goed luisteren.

Handen wassen voor het eten. Dat is een goede hygiënische maatregel. Zeker als je met je handen eet. Bij de voorouders van de Farizeeën speelde er meer dan hygiëne. God had door Mozes zijn wetten aan zijn volk gegeven. Ook voorschriften over wat ze wel en niet mochten eten. Er waren bijvoorbeeld reine dieren en onreine dieren. Na de zondvloed mochten ze dierenvlees eten, maar alleen dat van reine dieren. Dat had te maken met de levende heilige God en met toewijding aan Hem tot op de etenstafel toe.

Wat gebeurt er als je eet met onreine handen? Dan wordt je reine voedsel alsnog onrein. Om dat te voorkómen moet je je handen wassen voor het eten. Anders overtreed je Gods gebod. Zo keken de voorouders er tegen aan. En alle Joden hadden de gewoonte hun handen te wassen voor het eten. Die schone buitenkant dat was voor hen heel belangrijk. Als je iets onreins eet, dan verontreinig je jezelf. Dan mag je niet in Gods Tegenwoordigheid komen. Zie je hoe subtiel de beschuldiging is? Als Jezus onrein is, dan kan Hij nooit de Zoon van God zijn.

Maar Jezus zegt: “Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken.” Ten diepste maakt voedsel ons niet onrein, maar dat wat in ons hart zit. Het kwaad zit in ons hart overal waar wij het ver bij God vandaan houden. Psalm 24 zegt: “Wie mag bij God komen? De mens die reine handen heeft en een zuiver hart.” Natuurlijk is het belangrijk om gezond te eten. Maar ook bij de voedselwetten gaat het vooral om dat zuivere hart.