tot de grond toe afgebroken (Marcus 13,1-2)

tot de grond toe afgebroken
Marcus 13,1-2
Toen hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen hem: ‘Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!’ Jezus zei tegen hem: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’

Van een gebouw kun je onder de indruk zijn. Bijvoorbeeld om zijn architectuur, de grootte, de robuustheid.

De tempel in Jeruzalem was imposant. Gebouwd na de ballingschap. Verfraaid in opdracht van koning Herodes. De tempel was prachtig en robuust. Maar wat de tempel in Jeruzalem vooral bijzonder maakte was een belofte van God de Heer. Doorgegeven door de profeet Haggaï. God zei: “De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen – zegt de HEER van de hemelse machten –, en van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven – spreekt de HEER van de hemelse machten.” De Joden verwachtten de Messias. Vanuit deze tempel zou Hij vrede en voorspoed geven.

Jezus’ leerlingen zijn de afgelopen dagen geconfronteerd met pogingen van de Joodse leiders uit Jeruzalem om Jezus klem te zetten door strikvragen. Ze willen een proces om Hem ter dood te kunnen veroordelen. Ze hebben alleen nog een goed onderbouwde aanklacht nodig. Een bewezen strafbaar feit. Een woord of een daad tegen Gods gebod. Heel Jeruzalem is niet Jezus-vriendelijk. Jezus werd door mensen toegejuicht toen Hij op weg ging naar Jeruzalem. De stad zelf liep niet uit. De inwoners hielden zich afzijdig. De sfeer werd steeds grimmiger.

Op dat moment wijst een van Jezus’ leerlingen Jezus op de imposante tempelgebouwen. Jerúzalem kan wel tegen Jezus zijn, de témpel is van God. Jezus is de Messias. De Messias zal als Koning heersen. Vanuit de tempel zal Hij zijn Koninkrijk vestigen. Maar Jezus zegt: “Deze tempel zal steen voor steen worden afgebroken.”

Als alles duister is, waar vind je dan nog je houvast?