typisch Jezus (Marcus 8,1-9)

typisch Jezus
Marcus 8,1-9
Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was, en ze niets meer te eten hadden, riep hij de leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en hebben niets meer te eten. Als ik hen met een lege maag naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken; sommigen zijn immers van ver gekomen.’ Zijn leerlingen antwoordden: ‘Maar hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid, van genoeg brood kunnen voorzien?’ Hij vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ ‘Zeven,’ antwoordden ze. Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten; hij nam de zeven broden, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen, en dat deden ze. Ze hadden ook een paar kleine vissen bij zich; hij sprak er het zegengebed over uit en zei dat ze ook de vissen moesten uitdelen. De mensen aten tot ze verzadigd waren; de leerlingen haalden op wat er van het eten overschoot: zeven manden vol. Er waren ongeveer vierduizend mensen. Toen stuurde hij hen weg.

Op het moment dat ik dit stukje schrijf ben ik predikant niet zo ver van de plaats waar ik geboren en getogen ben. Als ik ergens in de omgeving een dienst leid, dan zeggen mensen wel eens: “Je lijkt steeds meer op je vader.” Denken ze aan mijn uiterlijk, mijn voorkomen, mijn stem? In elk geval: ik voel het als een eer als ze dat zeggen.

Wij kunnen bepaalde eigenschappen hebben waarin mensen ons herkennen: dat is typisch Kees. En waarin ze één van onze ouders herkennen: net je vader, of sprekend je moeder. In het stukje dat we net gelezen hebben zien we typisch Jezus. En ook: precies zijn Vader.

Jezus heeft medelijden met de mensen. Hij wil niet dat ze onderweg bezwijken. Hij kan ons van genoeg brood voorzien, ook midden in de verlatenheid.

Jezus laat de mensen op de grond zitten, Hij neemt de zeven broden die ze hebben, Hij spreekt het dankgebed uit, Hij breekt de broden, Hij geeft ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen. Ze hebben ook een paar kleine vissen bij zich. Jezus spreekt er het zegengebed over uit en zegt dat ze ook de vissen moeten uitdelen.

Het brood nemen, het dankgebed of het zegengebed uitspreken, het brood breken, het brood delen. Typisch het werk van de huisvader. Maar ook typisch Jezus. Zo geeft Hij zich aan ons. En zo zendt Hij ons weer heen. Bij Jezus kom je nooit tekort, maar krijg je altijd genoeg. Wat je van Jezus krijgt, deel dat uit. Geef daarvoor wel jezelf met alles aan Jezus. Doe alles in afhankelijkheid van en in dankbare erkenning jegens God de Vader.