Verantwoordelijkheid (Genesis 4,9)

Genesis 4,9
Verantwoordelijkheid
9 Toen vroeg de HEER: ‘Waar is Abel, je broer?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Kaïn. ‘Moet ik soms waken over mijn broer?’

Weer begint God met een vraag. Toen de eerste mens en zijn vrouw zich in het paradijs voor God verstopten zei God als eerste: “Waar ben je?” Nadat Kaïn zijn broer Abel vermoord heeft zegt God als eerste: “Waar is Abel, je broer?” Ik vind het bijzonder dat God met een vraag begint. Ik stel vaak geen vragen, maar kom meteen met mijn persoonlijke oordeel en conclusies. Maar God begint met een vraag. En Kaïn krijgt de gelegenheid om ook nu op de knieën te gaan en schuld te belijden.

Kaïn wilde zijn broer nooit meer zien. Kaïn wilde Abel vergeten. God vergeet Abel niet. God herinnert Kaïn aan zijn broer. Hij noemt Abel bij zijn naam.

Kaïn heeft geen berouw. Hij zet zich nog steeds tegen Abel af: “Moet ik soms waken over mijn broer? Ik ben niet verantwoordelijk voor hem. Alsof ik een herder voor hem moet zijn.”

Maar daar ben je geen broers voor. Broers hebben verantwoordelijkheid voor elkaar. Medemensen ook. God geeft ons aan elkaar om elkaar te beschermen en elkaar het goede te geven.

Heb jij ook mensen om je heen gehad die je niet kon uitstaan en die je onrecht hebt aangedaan? Heb jij vroeger mensen weggepest? Vergeet je hen het liefst voor altijd? Lukt het je om hen te vergeten? Als het niet lukt, dank dan God. Hij houdt de herinnering aan hen in je wakker. Kaïn kan zijn broer niet weer levend maken. Hij kan wel eerlijk schuld belijden. De mensen die jij onrecht hebt aangedaan, leven die nog? Het is nooit te laat om sorry te zeggen, om een brief te schrijven, om vergeving te vragen.