Woedend (Genesis 4,4b-6)

Genesis 4,4b-6
Woedend
De HEER schonk aandacht aan Abel en zijn offer, 5 maar aan Kaïn en zijn offer niet. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker. 6 De HEER zei tegen hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?

Kaïn merkt dat God wel let op Abel en zijn offer, maar niet op hem, Kaïn, en zijn offer. Kaïn ontdekt: het gaat niet alleen om het offer, maar ook om de offeraar. En: God kijkt naar het hart van wie offert.

Kaïn wordt woedend. Dat is bijzonder: Als ik zelf God niet wil. Als Hij mij laat ontdekken dat het er zo met mij voorstaat. Dat ik dan woedend word. Ik wou zelf toch niet?

Op wie wordt Kaïn woedend? Op God, omdat God Kaïn en zijn offer geen aandacht geeft? Op Abel, omdat God Abel en zijn offer wel aandacht geeft? Op zichzelf, omdat Kaïn zichzelf en zijn offer geen aandacht geeft?

Herken je jouzelf als jij woedend bent? Ik merk: Als ik woedend ben, eigenlijk richt mijn woede zich dan heel vaak vooral tegen mezelf.

God wil niet dat wij onszelf in woede vernielen. God reageert op de woede van Kaïn ook niet door hem woedend te doden. God stelt Kaïn een vraag: “Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?” Met zijn vraag geeft God ruimte voor bezinning. Net als zijn vraag aan de mens in het paradijs na zijn opstand tegen God: “Mens, waar ben je?” Net als Jezus met zijn vraag aan de Emmäusgangers die de verkeerde kant oplopen: “Waar lopen jullie toch over te praten?”

Kaïn krijgt ruimte om tot bezininning te komen: Wat ben ik aan het doen? Waarom eigenlijk? Wil ik wrok en woede verder laten groeien?

Zit jij vol wrok, naar God, naar je medemens, of vooral naar jouzelf? God kan ook jou en mij vragen stellen. Laat je opnemen in Gods ruimte.