Elisa en de eerste gaven van de oogst (2 Koningen 4,42-44)

Leven met tekorten. Dat is iets dat we allemaal op de een of andere manier wel uit ervaring kennen. God heeft ons gemaakt om te leven van genoeg. Dat zien we ook bij Elisa en de eerste gaven van de oogst.

Preek over 2 Koningen 4,42-44:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Het onderwerp van de preek is: ALLEEN GOD DE HEER VOEDT ZIJN VOLK MET OVERVLOED

Alleen God de Heer voedt zijn volk met overvloed.
1 NA EEN HONGERSNOOD

Graan heb je in meerdere soorten. Sommige soorten graan worden als voedsel verbouwd. Dat noemen we koren. Dat las ik op internet. In Israël werd o.a. gerst verbouwd en tarwe. Eerst werd de gerst geoogst, later in het seizoen de tarwe. De Israëlieten brachten het beste van de eerste oogst naar God in Jeruzalem. Die eerste vruchten heten ook wel de eerstelingen. De eerste vruchten van de gerst brachten ze tijdens het Pascha of het Paasfeest naar Jeruzalem. De eerste vruchten van de tarwe brachten ze met het Wekenfeest of Pinksteren naar Jeruzalem.

In Israël, in het Tienstammenrijk, was hongersnood geweest. In de geschiedenis hiervóór zie je de profeet Elisa bij een stel hongerige profeten in Gilgal. Zij kunnen hem niks voorzetten. Via Elisa geeft God aan hen een royale warme maaltijd.

Nu komt er een man met de eerste vruchten van de oogst. Er groeit weer graan! De hongersnood is aan het verdwijnen. Eindelijk is er weer eten. Ik kan me voorstellen dat het eerste wat je dan doet is: broden bakken en ze lekker opeten. Wat smaakt dat goed.

De man uit deze geschiedenis doet iets anders. Hij zet het eerste en het beste van de opbrengst apart voor God! Gerst en graan. Bedoeld zal zijn gerst en tarwe. De man komt naar Elisa toe aan het begin van de tarwe-oogst. De oogst van de gerst is dan al even achter de rug. Hij heeft van de eerste oogst van de gerst het beste deel bewaard. Daar heeft hij broden van gebakken. Voordat hij op reis ging. Twintig gerstebroden. Hij neemt ook verse aren van tarwe mee. Pas rijp. Daar kun je ook brood van maken. Jezus’ leerlingen aten ze een keer zo uit de aar. Dat was toen ze honger hadden.

Deze man maakt een keus: het eerste en het beste is voor God. Als je overvloed hebt, lijkt dat geen probleem. Ik zie dat er genoeg over is voor mij en mijn gezin en familie. Ik kan wel wat missen. Heel anders is het als je net uit een hongersnood komt. Eindelijk is er weer eten, maar ik denk eerst aan God!

Die houding is in de Bijbel een typische geloofshouding. Jezus zegt: “Zoek eerst Gods Koninkrijk en al het andere zal u gegeven worden.” Als Jezus zijn leerlingen leert bidden, dan geeft Hij hen het onze Vader. Eerst komt Gods Naam, Gods Koninkrijk en Gods wil, dan ons dagelijks brood en wat we verder nodig hebben. Dat deze man God voorop zet bewijst dat hij op God vertrouwt: God geeft. God voedt. God zorgt. Ik hoef niet eerst alles in mijn leven voor elkaar te hebben om pas daarna God als mijn Koning te kunnen dienen. Ik hoef niet eerst klaar te zijn met mijn studie. Eerst mijn financiën op orde te hebben. Eerst mijn baan of mijn huis helemaal voor elkaar te hebben. Nee, God is mijn hemelse Vader die mij voedt en voor me zorgt. Dan krijg ik alle ruimte om eerst zijn Koninkrijk te zoeken. In alle omstandigheden.

Alleen God de Heer voedt zijn volk met overvloed.
2 UIT BEZET GEBIED.

Er komt een man uit Baäl-Salisa. Ik wil even iets zeggen over de naam van dat stadje. Soms krijgt een straat of een stad een nieuwe naam. De Russische stad Sint-Petersburg kreeg in 1914 de naam Leningrad. Daar was een reden voor. Sint-Petersburg of Sankt-Petersburg klonk te Duits. Rusland was toen in oorlog met Duitsland. In 1991 kreeg de stad haar oude naam Sint-Petersburg terug.

De plaats Baäl-Salisa ligt in Israël. In de stadsnaam is de naam van de afgod Baäl opgenomen. Vogel van Baäl. Of derde (plaats) van Baäl. Die naam verwacht je niet in het Tienstammenrijk. Het ligt voor de hand dat deze stad haar naam veranderd heeft in de tijd van koning Achab en koningin Izebel. Zij voerden de verering van Baäl in. God de Heer stuurde toen zijn profeten Elia en Elisa naar het Tienstammenrijk. Zij verzetten zich sterk tegen de Baälverering. Zij hielden Gods volk de keuze voor: wie is de echte God, God de Heer of Baäl?

Die kleine stad stond zo sterk onder invloed van Baälverering dat ze haar naam veranderde. Voor God de Heer is daar geen plaats meer. Maar kijk: uit dat stadje komt één man met de eerste vruchten van het land. Twintig gerstebroden en vers graan. Als je Baäl eert dan geef je de eerste en de beste vruchten natuurlijk aan hem. De mensen zien hem als de god van de vruchtbaarheid. Maar deze man gaat een andere weg. Hij gaat met die eerste vruchten naar de man van God, Elisa. Dat is een gewaagde actie. Zijn stadsgenoten zijn pro-Baäl. Hij gaat met die eerstelingen de verkeerde kant op. Als ze hem betrappen, dan is hij de klos. Hij houdt het voedsel in zijn kleed. Misschien omdat het dan minder opvalt.

Deze man laat zien dat hij op God vertrouwt. De eerstelingen zijn voor God de Heer. God is de Eigenaar van het land. De oogst is een cadeau van Hem. Niet van Baäl. God had gezegd: Breng de eerste vruchten van het land bij Mij. In de tempel. In Jeruzalem. Bij de priester. De priesters mogen die eerste vruchten opeten. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. In het Tienstammenrijk was dat een groot probleem. Het Tienstammenrijk wilde helemaal los komen van het Tweestammenrijk. Jeruzalem lag in het Tweestammenrijk. Jerobeam wilde los van hen zijn. Koning Jerobeam hield de mensen tegen om naar Jeruzalem te gaan. Daarom stelde hij ook eigen heilige plaatsen, dienaren, en feesten vast. Voor de mensen daar was het heel moeilijk om met de eerstelingen naar Jeruzalem te gaan. Als je dat deed werd dat gezien als landverraad.

Deze ene man kan onmogelijk met de eerste vruchten van het land naar de priesters in Jeruzalem. Toch wil Hij God eren. In het Tienstammenrijk vereerden veel mensen Baäl. Maar er waren ook mensen die niet meededen met de grote groep. God had tegen Elia gezegd: “Ik houd 7000 over die niet buigen voor Baäl.” Deze man is daar één van! Hij kan God niet eren door naar Gods priesters in Jeruzalem te gaan. Hij kan het wel doen door naar de Godsman Elisa en naar de profeten te gaan. Zo kiest hij tegen Baäl. Zo geeft hij toch aan God de eer.

Welke keus maak jij? Sommige mensen kiezen tegen God. zij denken: wij maken onze eigen goden wel. Andere mensen willen graag van allebei een beetje. Een beetje van God en een beetje van zelfbedachte goden. Ze hinken op twee gedachten. Andere mensen maken een duidelijke keus voor God de Heer. Ik vereer Hem alleen.

Als de mensen in jouw land en stad allemaal christen zijn lijkt het niet zo moeilijk. Je krijgt geen problemen als je ook christen bent. Vroeger kreeg je soms juist problemen als je géén christen was. Dan doe jij toch ook mee? Als het moet voor de vorm.
Maar als er geen enkele christen is? Of als het verboden is om christen te zijn? Dan wordt het een stuk moeilijker. Toch zijn er ook christenen in landen, steden en dorpen waar het christen zijn verboden is. Zij hebben hun keus gemaakt: ik aanbid alleen God en Jezus.
En jij? Welke keus maak jij? Blijf je bij God komen, ook als iedereen om jou heen de andere kant opgaat? Dat vraagt dat je je vertrouwen stelt op Hem alleen.

Alleen God de Heer voedt zijn volk met overvloed.
3 MET BEHULP VAN EEN MOOIE KLEINE GAVE.

Elisa neemt de eerste gaven in ontvangst.
Stel je krijgt een prachtig cadeau: tien bonnen voor een maaltijd in een restaurant. Wat doe je daar mee? Ga je die zelf één voor één opmaken? Of nodig je negen vrienden uit en ga je samen? Elisa neemt de eerstelingen aan. Hij houdt ze niet voor zichzelf. Hij geeft zijn knecht de opdracht: “Geef het aan het volk, opdat zij eten.” In de geschiedenis hiervóór ging het ook over het volk. Toen waren dat de leerlingen van de profetenschool. Hier gaat het over een grotere groep: waarschijnlijk de profeten en hun gezinnen. Misschien waren er ook andere inwoners van die plaats bij. Elisa wordt weer de gastheer.

De knecht moet dit eten aan de mensen geven. Jezus zegt later tegen zijn leerlingen hetzelfde: “Geef júllie hen eten!” Zij sputteren tegen. Er zijn maar een paar broden en vissen. Daar kun je toch nooit een grote groep mee voeden? De knecht van Elisa sputtert ook tegen: “Hoe kan ik dit aan honderd man geven?” Het is veel te weinig. Maar Elisa geeft voor de tweede keer precies dezelfde opdracht: “Geef het aan het volk, opdat zij eten.” Die tweede keer voegt Elisa een woord van de Heer toe: “Want, zo zegt de Heer, eet en houd over!”

Zie je de knecht voor je? Hij laat de mensen in groepen zitten. Hij zet alles klaar. Op een tafel legt hij de twintig gerstebroden en het verse graan. Je zal die knecht maar zijn. Voor je zitten 100 mannen. Daar komen de vrouwen en kinderen nog bij. Jij legt het eten voor ze klaar. Genoeg voor een klein deel van die hele groep. Hoe zal dit komen? Maar de knecht verzet zich niet na de tweede opdracht. Hij voert de opdracht uit. Blijkbaar heeft hij vertrouwen in het Woord van God.

Voor de profeten en hun gezinnen is het ook even slikken. Er wordt een maaltijd opgediend voor jullie allemaal. Maar kijk nu eens wat daar vóór op tafel ligt? Twintig gerstebroden. Een prachtige gave. Heerlijk vers gebakken brood. Van de eerstelingen. Maar dat is toch veel te weinig voor ons allemaal? Ze denken: hoe zal dat uitpakken?… Hoe ze kijken hangt af van hoe ze het woord van de Heer waarderen. Het woord dat Elisa doorgaf. Als ze vertrouwen hebben in Gods woord, dan zijn ze niet bang. Dan kijken ze uit naar het eten. Als ze geen vertrouwen hebben in Gods Woord, dan zijn ze sceptisch en wantrouwend. Dan denken ze: we moeten nog maar afwachten. Er is vast niet genoeg. Als ik aan de beurt ben zul je zien dat alles op is.

Stel je voor: er is te weinig. Je ziet het met eigen ogen. Als God dán zegt: “Ga maar uitdelen”, wat doe je dan? Denk je dan: het is veel te weinig, ik begin er niet aan? Denk je: Ik heb amper genoeg voor mijzelf, ik houd het voor mezelf? Of laat je je door God sturen en gebruik je de gaven die jij van God kreeg voor God en voor de mensen om je heen?… Wees niet bang! God kan van weinig overvloed maken. Denk ook aan jouw gaven. Misschien denk je: ‘Wat stel ik nu voor in het Koninkrijk van God? Ik heb zo weinig gaven. Daar kan ik toch niks mee?’ Maar God wil jou met jouw gaven gebruiken. Hij kan met een klein radertje als jij en ik grote dingen in beweging zetten. Vertrouw Hem!

Alleen God de Heer voedt zijn volk met overvloed.
4 DOOR DE KRACHT VAN ZIJN WOORD!

De knecht zet het eten aan het volk voor. Zij eten en eten en eten, en hebben genoeg. Ze houden zelfs over. Zie je God als hemelse Vader zorgen? Baäl krijgt dat niet voor elkaar, maar God wel! Net als vroeger in de woestijn: daar groeide geen eten, maar God gaf brood. Brood uit de hemel. Manna. God de Heer is je hemelse Vader. Hij weet wat je nodig hebt.

God gebruikt die ene man uit vijandig gebied. Met dat beetje van de eerste oogst na een tijd van hongersnood. Op welke manier kan God dat kleine beetje van jou inzetten? Dat zie je aan de man uit Baäl-Salisa: hij zocht eerst Gods Koninkrijk. Hij vertrouwde op God de Heer alleen.

God gebruikt zijn profeet Elisa. God maakt dat Elisa niet alleen aan zichzelf denkt. Elisa deelt de gaven voor hem met het volk. Heel anders dan veel válse profeten. Die profeteerden alleen om er zelf beter van te worden.

God geeft zijn woord. Door het woord van God wordt het brood vermeerderd. Dat zie je elke keer in de geschiedenissen van Elisa: Gods Woord heeft kracht.
Dat doet denken aan Jezus. Het broodwonder hier bij Elisa is een voorloper van de twee broodwonderen die Jezus heeft verricht. Jezus verbindt een belangrijke les aan die twee broodwonderen. *De Bijbel noemt Jezus het vleesgeworden Woord van God. *Jezus zegt ook: Ik ben het echte brood uit de hemel. Als je Mij ontvangt dan heb je eeuwig leven. Als je Mij drinkt dan word Ik in jou een bron die overstroomt. Dan kunnen ook anderen daar van genieten.

Gods Woord heeft kracht. Als je brood eet, dan gaat dat brood zijn werk in jou doen. Dat brood geeft je nieuwe energie. Je krijgt weer kracht om jouw werk te doen. Als je Jezus in jou laat komen, in jouw hart en jouw leven, dan gaat Jezus ook zijn werk in jou doen. Jezus is het Woord van God. Jezus begint dan jouw leven te veranderen. En Jezus gaat vanuit zijn kracht jou gebruiken om te laten zien dat God Koning is.

Straks vieren we het heilig avondmaal. Je mag delen in Jezus en zijn overvloed! Je mag delen in de heilige Geest en zijn overvloed van gaven. Wat moeten wij met zoveel overvloed? Hij reikt het ons aan. Wij delen op onze beurt verder uit. Dat is mooi. Je geeft niet vanuit jezelf, jouw bronnen, of jouw reserves. Je geeft wel vanuit Jezus. Je komt met lege handen, God vult ze, dan stuurt Hij je. Gewoon met jouw kleine beetje.
“Hier ben ik Heer, om U te dienen. “
Amen

Liturgie:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.81: 1.2.3.4
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.81: 6.7.8
Gebed
Lezen: 2 Koningen 4,38-44
Lezen: Matteus 14,13-21
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.57: 1.2.3 [Ik ben het levensbrood]
Tekst: 2 Koningen 4,42-44
Preek
Zingen: Nieuw Liedboek voor de Kerken 392: 1.2.3.4 (s.v.p. op de melodie van GKB Ps.140)
Dankgebed en voorbede
Collecte 1: avondmaalscollecte voor de diaconie
Lezen formulier 4: instelling, gedachtenis, uitnodiging en terugwijzing
Gebed
Opwekking
Viering
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.249: 3 [Wij teren op het woord.] (uit het lied: Wij leven van de wind).
Dankgebed
Collecte 2: kerk
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.165 [Machtig God, sterke Rots]
Zegen