Elisa, het meisje uit Israël en Naäman (2 Koningen 5)

Is er maar één God? Stel dat je dat gelooft. Moet jij dan voor die God vechten? Of als hij de enige is, kan hij dat dan zelf wel? En hoe kun je aan de mensen om jou heen iets van jouw God laten zien?

Preek over 2 Koningen 5:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

*Als je puzzels hebt, dan zijn er soms meerdere oplossingen mogelijk. Kijk maar eens naar deze Sudoku. […] Welke twee oplossingen zijn mogelijk? […]
*Bij de meeste puzzels of bij testen is vaak maar één oplossing de goede oplossing. Hier heb ik een figurenreeks. Welk figuur hoort in het vakje met de vraagteken? […] Waarom? […]

Heb je meerdere keuzes of is er maar één juiste keuze? Die vraag speelt niet alleen bij puzzels en testen. In ons hele leven hebben we keuzes te maken. Soms zijn er meer opties. Soms is er maar één, of is er maar één goed voor ons.
*Als je naar een stad wilt reizen kun je daar vaak op meerdere manieren komen. Er is zelfs een spreekwoord dat zegt: ‘Er zijn veel wegen die naar Rome leiden.’ Los van de figuurlijke betekenis: in elk geval letterlijk is dat zo.
*Maar hoe vind je God? Zijn er ook veel wegen naar Hem? En welke God moet je dan hebben? De God van de Bijbel vertelt iets van zichzelf. Via de geschiedenis van Naäman. Jezus past die geschiedenis later toe op zichzelf en op de mensen om Hem heen.

Daar gaan we naar kijken. De preek gaat over Naäman uit het buitenland die de God van Israël erkent als de enige op de hele aarde. De preek gaat ook over een klein meisje. Is er maar één God? Stel dat je dat gelooft. Moet jij dan voor die God vechten? Of als hij de enige is, kan hij dat dan zelf wel? En hoe kun je aan de mensen om jou heen iets van jouw God laten zien? En wat laat je zien?

Onderwerp: HOE EEN KLEIN MEISJE EEN GROOT MAN ZET OP HET SPOOR VAN DE HOOGSTE HEER.

We gaan stap voor stap door deze geschiedenis. Bij elke stap blijkt wie de hoogste Heer is.
1 Eerst kijken we naar de hooggeplaatste Naäman.
Naäman is de bevelhebber van het Aramese leger. Hij is de commandant der strijdkrachten. Er staat één mens boven hem. Dat is de koning van Aram. Waarschijnlijk gaat het om koning Hadadezer. De koning heeft hoge achting voor zijn commandant. De reden staat er bij: onder leiding van Naäman heeft het leger van Aram een grote overwinning behaald.

Als vandaag een voetbalelftal uitgeschakeld wordt in de voorrondes, dan vliegt de trainer er vaak uit. Als het elftal de wereldbeker haalt, dan krijgt de trainer alle eer. Op zo’n manier eert de koning van Aram zijn legercommandant.
De schrijver van het boek Koningen laat fijntjes merken dat God de Heer door Naäman die overwinning aan Aram gaf. God is de hoogste Heer.

Naäman heeft het helemaal gemaakt. Je zou denken: het kan niet beter voor hem. Maar er is één probleem: Naäman is krachtig, sterk… en lijdt aan huidvraat. Dat laatste is een grote domper.

Het woord voor huidvraat wordt ook vertaald als melaatsheid. Vroeger dacht men bij melaatsheid aan lepra. Maar het gaat om een huidziekte. Die waren er in meer of minder ernstige vormen. De priester moest vaststellen hoe ernstig het was. Bij een ernstige huidziekte werden mensen in Israël gezien als onrein. Ze moesten zich afzonderen van de andere mensen. Naäman komt nog wel onder de mensen. Misschien hadden ze in Aram minder strenge regels daarvoor dan in Israël. Maar Naäman komt ook bij de koning van Israël en bij Elisa langs. Hij heeft nog bewegingsvrijheid. Straks heeft hij het over ‘een plek op zijn huid’. Bij hem is de ziekte nog in een beginstadium. Aan het eind lezen we van Gehazi. Die zit er helemaal onder.

Een beginstadium is minder erg dan er helemaal onder zitten. Maar denk eens hieraan: als je voor de eerste keer hoort dat je kanker hebt, dan schrik je je rot. Alleen het woord al. Veel mensen denken dan meteen aan dood gaan. Wat voor behandelingen en mogelijkheden er dan misschien ook nog mogelijk zijn. Zo werkte het toen met melaatsheid. Als je die diagnose kreeg, dan stortte je wereld in. Mensen associeerden melaatsheid met de dood.

Denk nu nog eens aan de hoge plek van Naäman: hij is de commandant der strijdkrachten in Aram. God gaf door hem een belangrijke overwinning. Naäman is geëerd en geliefd. Maar juist deze sterke held is melaats. Blijkbaar is het zo: al zijn macht en daden en aanzien helpen hem niet van zijn melaatsheid af. Je kunt nog zo’n hoge piet zijn, tegen sommige ziekten is niemand opgewassen. Ook de commandant niet. Ook zijn heer, de koning, niet. En… blijkbaar ook de goden van Aram niet. De tegenstelling kan niet groter: de held van Aram staat machteloos tegenover zijn kwaal. Om zijn melaatsheid weg te krijgen is er een hogere heer nodig!

Wie is de hoogste Heer?
2 We kijken naar het kleine meisje uit Israël.
De volgende scène van deze geschiedenis gaat over een klein meisje uit Israël. Ze is ontvoerd uit haar land. Benden uit Aram hebben haar ontvoerd. Niet het leger in een oorlog met Israël. Wel losse benden op strooptocht. Ze hebben haar meegenomen. Het ligt voor de hand dat het meisje daarna is verkocht op de markt in Damascus. Als slavin. Commandant Naäman of zijn vrouw hebben haar gekocht. Het meisje komt bij Naäman in huis. Ze wordt de slavin van de vrouw van Naäman.

De mensen in Israël vereerden oorspronkelijk God de Heer. Jahwe. Sinds koning Achab en koningin Izebel vereerden veel mensen een andere godheid naast God of in plaats van God. Baäl. Maar het meisje komt uit een familie die God de Heer trouw was gebleven.

Maar ja, je zal maar ontvoerd worden naar het buitenland. In Aram vereerden de mensen andere goden. De mensen bij wie jij in huis komt doen dat ook. Wat doe jij dan? Ga je met hen mee doen? Dit meisje is nog jong. Dan is ze toch makkelijk te beïnvloeden? Maar kijk eens naar het wonder: dit kleine meisje is als Jozef in Egypte. Zij heeft God de Heer leren kennen. Iedereen om haar heen vereert andere goden. Zij blijft trouw aan God de Heer! Dan moet de God van Israël wel een heel bijzondere God zijn. Als iedereen om je heen zegt: “Onze goden zijn beter”, en als jij als jong meisje trouw blijft aan jouw God alleen.

Er is nog iets. Dit meisje blijft niet alleen trouw aan God de Heer. In haar doen en laten weerspiegelt ze ook God de Heer. Op die manier geeft God een sterk signaal af in het buitenland vol met andere goden: kijk eens wie Ik ben? Echt leven en echt geluk leer je alleen van Mij.

Kijk maar naar dat meisje. Ze is uit haar eigen land ontvoerd. Als jong meisje uit haar gezin gehaald. Het zal jou maar overkomen als jong kind. Jouw vader en moeder zie je nooit meer terug. Je broers en zussen, je broertjes en zusjes, als je die had gekregen. Jouw dorp zie je nooit weer, je klasgenoten, je vriendjes en vriendinnetjes. Je bent je vrijheid kwijt, je moet slavenwerk doen. En dan ben je ook nog slavin in het huis van de legercommandant. Die man is toch jouw vijand? Wat wens je hem dan toe?

Veel mensen zouden zeggen: juist deze man staat symbool voor de vijand. Zij hebben mij persoonlijk onrecht aangedaan. Ik wens hen de ergste ziektes toe. Hoe eerder ze dood vallen, hoe beter. Maar dit meisje is heel anders. Zij wenst Naäman toe dat hij beter wordt en leeft. Ze zoekt voor haar vijand het goede. Zij doet precies wat Jezus later zijn leerlingen leert: “Heb iedereen lief, tot en met je vijand.”

Dat zegt veel over Gód. Door dit kleine meisje laat God zichzelf zien in Aram. Jullie moeten bij Mij zijn. Voor leven en dat het goed met je gaat. En ook voor dat je goed leert omgaan met elkaar.

Wie is de hoogste Heer?
3 De brief voor de koning.
Naäman vertelt zijn heer, de koning, wat het meisje heeft gezegd. De koning van Aram stuurt zijn commandant naar de koning van Israël. Hij geeft hem een brief mee. Dat is gebruikelijk in die tijd. Hij stuurt Naäman niet naar de profeet. Waarschijnlijk gaat hij er van uit dat de profeet woont in het paleis. Vaak had een koning zelf profeten in dienst die bij hem in het paleiscomplex woonden. In dat geval moet Naäman natuurlijk bij de koning zijn.

De koning van Israël, dat zal koning Joram zijn. Hij leest de brief. In de kern komt de brief hier op neer: “Met deze brief stuur ik mijn dienaar Naäman naar u toe, om door u van zijn huidvraat te worden genezen.”
Meteen scheurt de koning zijn kleren. Uit wanhoop. Hij zegt: “Ben ik soms God, dat ik kan doen sterven en laten leven? Waarom stuurt hij mij dan deze man om hem van zijn huidvraat te genezen? Let op mijn woorden: hij is uit op een conflict met mij.”

Geen mens kan Naäman van zijn huidvraat genezen. Dat kan God de Heer alleen. Deuteronomium 32,39 zegt van Hem: “Zie het toch in: ik ben de enige, naast mij is er geen andere god. Ik laat sterven, ik geef leven, ik sla wonden en ik genees. Wanneer ik mijn macht laat gelden is er niemand die redding bieden kan.” De koning heeft helemaal gelijk. Alleen, in zijn wanhoop heeft hij niet gelijk.

De profeet Elisa hoort dat de koning van Israël zijn kleren heeft gescheurd. Dat koning Joram Naäman niet kan genezen laat hij staan. Maar dat Joram wanhópig is, daar zet Elisa een kanttekening bij: “Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat die man bij mij komen, dan zal hij merken dat er in Israël een echte profeet woont.”

Elisa zegt dit niet om de aandacht op zichzelf te vestigen. Elisa stelt zich hier op in dienst van God de Heer. Na de genezing van Naäman zegt hij dat ook met zoveel woorden: “de Heer in wiens dienst ik sta.” God stuurt Elisa als profeet. God geeft via de profeet Elisa zijn Woord door. God heeft Elisa de autoriteit verleent om Gods Woord te spreken met kracht. Zoals God later zijn Zoon Jezus stuurt. En Jezus op zijn beurt zijn leerlingen.

Naäman komt met een brief voor de koning. Joram reageert wanhopig. Elisa herinnert hem aan God de Heer: U hebt helemaal gelijk koning Joram, u kunt Naäman niet beter maken. Maar God de Heer is er ook nog. Hij is de allerhoogste. Stuur Naäman naar mij. Dan kan Naäman God de Héér leren kennen!

Wie is de hoogste Heer?
4 Dat zien we ook in de manier waarop Naäman genezing ontvangt.
Koning Joram van Israël laat Naäman naar Elisa gaan. Naäman kom bij het huis van Elisa. Hij wacht buiten bij de deur. Daarin laat hij zijn respect voor de profeet zien. Maar Elisa komt niet naar buiten. Elisa stuurt een boodschapper naar Naäman. Met een opdracht: “Ga en baad u zeven keer in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden, en u zult rein zijn.” Naäman reageert woedend. In het verslag is zijn reactie ingeklemd tussen woede. Zo boos is hij.

Naäman maakt zich boos over een paar dingen.
Het eerste is dat Elisa niet naar buiten komt. Daar had Naäman juist helemaal op gerekend. Dat Elisa niet naar buiten komt ervaart Naäman blijkbaar als een grote belediging.

Het tweede is dat de opdracht van Elisa totaal ingaat tegen wat Naäman van huis uit gewend is. Hij zegt: “Ik had gedacht dat hij de naam van de HEER, zijn God, zou aanroepen en met zijn hand over de aangetaste plek zou strijken, en zo de huidvraat zou wegnemen.”
Blijkbaar heeft Naäman de goden in zijn eigen land eerder al om hulp gevraagd. Zonder resultaat. Na de opmerking van het dienstmeisje denkt hij: ‘Laat ik het dan ook maar eens bij de God van Israël proberen. Baat het niet dan schaadt het niet.’ Maar de profeet van Israëls God doet heel anders dan hij gewend is. Naäman verwacht rituelen. Zulke rituelen kenden ze in Aram en de volken om Israël heen. Het gekke is: Gods profeten in Israël gebruikten zelf ook wel zulke rituelen, maar Naäman krijgt geen enkel ritueel. Alleen een woord.

God is niet tegen rituelen. De Bijbel staat daar vol van. Maar blijkbaar vindt God de Heer dat Naäman in zijn geval genoeg heeft aan een woord. Daar zit een reden achter. Stel dat Elisa het ritueel had gebruikt zoals Naäman dat voor zich ziet. En Naäman wordt beter. Dan kan Naäman na afloop denken: ‘Hé, ik had toch gelijk. Het ritueel moet het doen. Blijkbaar werkte dat strijken over de plek in mijn land even niet. Gelukkig werkt het in Israël wel. Het ritueel heeft mij beter gemaakt.’ Dat kan Naäman nu niet zeggen. Het enige dat hij krijgt is een woord. De grote vraag voor Naäman is: Wil hij vertrouwen alleen op dat ene woord? Dat vraagt vertrouwen op de Géver van dat Woord! God is de hoogste Heer. Alleen Hij kan Naäman beter maken.

Het baden in de Jordaan zet daar een dikke streep onder. Natuurlijk kan het water van de Jordaan Naäman niet beter maken. Hij heeft helemaal gelijk dat de rivieren bij zijn eigen stad Damascus veel beter zijn. Die zijn veel breder, met meer water en met helder water. De Jordaan is maar smal en heeft troebel water. Het baden in de Jordaan zal Naäman inderdaad niet beter maken. Alleen God de Heer kan dat doen. En dat doet God door Naäman vertrouwen te geven in zijn woord.

Wie is de hoogste Heer?
5 Dat zien we ook hierin: de genezing is helemaal gratis.
De bedienden van Naäman manen hem tot kalmte. De opdracht die God hem geeft via zijn profeet is heel eenvoudig. Een kind kan het uitvoeren. Wat weerhoudt Naäman dan?… Naäman doet iets moois. Hij geeft zijn dienaren gelijk. Hij laat zijn woede varen. Hij geeft zijn trots op. Deze grote man kan buigen! Dat is een grote daad. Spreuken 16,32 zegt: “Wie zijn geest beheerst overtreft hem die een stad inneemt.”

Naäman baadt zich zeven keer. Hij gaat kopje onder. Dan gebeurt het wonder: zijn huid is weer gaaf. Als van een kleine jongen. Er is zelfs geen litteken te zien. Naäman is weer rein.

Hij gaat onmiddellijk terug naar Elisa. Nu staat hij niet meer in de deur. Nu gebeurt wat het meisje wenste: “Was mijn heer maar voor het aangezicht van de profeet in Samaria.” Maar nu staat Naäman weer helemaal gezond voor de man van God.

Naäman vraagt Elisa om een geschenk aan te nemen. Hij heeft grote schatten bij zich. Elisa hoeft maar uit te kiezen. Maar Elisa weigert. Naäman dringt aan. Elisa blijft bij zijn weigering.

In Matteus 10 stuurt Jezus zijn leerlingen het land in. Met de volmacht van zijn Woord. Jezus zegt: “Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!” Dat is precies de stijl die Elisa hier al aanhoudt. Als God iemand geneest, dan geeft Hij dat gratis. Wij mogen van Gods genezingswerk geen show van maken om er zelf rijk van te worden.

Daar is ook een reden voor. Stel je voor dat God zich voor zijn gunsten liet betalen. Dan zouden wij Gods gunsten kunnen kopen. Maar als wij Gods gunsten konden kopen, zouden wij ook macht hebben. Dan zouden rijken eerder beter worden dan armen. Dan zou je als je rijk was meer te zeggen hebben in Gods koninkrijk dan als je arm was. Dan zou Naäman kunnen zeggen: “Dat ik beter ben, komt mee door mij, want ik heb er goed voor betaald.”

Elisa weigert. Als Naäman straks thuis komt in Aram dan moeten de mensen daar weten wie God de Heer is. Hij is de enige die echt mensen redden kan. Hij doet dat helemaal zelf. En helemaal alleen. Hij heeft onze ondersteuning daar niet bij nodig. Alleen God is de hoogste Heer.

Het duidelijks zie je dat als God later zijn Zoon Jezus stuurt. God wil Naäman niet alleen een gezonde huid geven, maar het eeuwige leven. Dat eeuwige leven geeft God aan mensen door Jezus. God geeft het helemaal gratis. Jezus heeft betaald, wij hoeven dat niet te doen. Jezus heeft het helemaal alleen gedaan. Geen mens heeft Hem daarbij geholpen. Onze taak is: als bedelaars bij Jezus komen. Met lege handen. Met al onze zonden en gebreken en ziekten en kwalen. En van Hem het leven aannemen.

Gehazi vindt het maar niks. Hij gaat gauw Naäman achterna. Hij liegt hem voor dat Elisa toch nog iets wil aannemen. Wat Gehazi doet staat haaks op Gods goede nieuws. We weten niet of Naäman hem door heeft gehad. Elisa heeft hem wel door. Gehazi wordt bestraft. Hij krijgt de kwaal van Naäman. Hij komt er in één keer helemaal onder te zitten. Voor altijd.

Wie is de hoogste Heer?
6 We gaan naar de les voor ons allemaal.
De buitenlander Naäman belijdt zijn geloof. Hij zegt: “Kijk toch, ik weet dat er op de hele aarde geen God is, dan alleen in Israël!” Naäman doet ook een gelofte. Hij zegt: “Ik zal nooit meer offers brengen aan andere goden, dan alleen aan de Heer.” En dat allemaal door het geloof van een klein meisje. God gebruikt voor zijn Koninkrijk mensen die op Hem vertrouwen als een kind!

Dat is niet het enige. De geschiedenis van Naäman is ook een sterke waarschuwing voor het Tienstammenrijk. In Israël liepen steeds meer mensen bij God de Heer vandaan. Zij gingen Baäl vereren. Nu is er iemand uit het buitenland die juist alleen God de Heer gaat vereren. Hij heeft gezien en hij erkent: “De enige echte God op aarde dat is Jahwe, de God van Israël!” Naäman mag gaan in vrede.

En al die kinderen van God dan? Van hen zou je toch verwachten dat ze God kenden? Maar juist zij lopen bij God vandaan en stellen hun vertrouwen op andere goden. Zij gaan niet heen in vrede. Gehazi vertegenwoordigt hen. Hij gaat heen met de huidvraat van Naäman.

Jezus haalt later de geschiedenis van Naäman aan. Hij laat in zijn tijd ook de waarschuwing van die geschiedenis doorklinken. Dat is in Nazaret. De stad waar Jezus’ ouderlijk huis stond. De mensen van Nazaret willen Jezus wel tekenen en wonderen zien doen. Maar ze willen niet Hem zelf als de beloofde Messias en als hun eigen Redder en Heer. Jezus houdt hen de spiegel van Naäman voor: “In de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.” Gods volk kon niet gaan in vrede, vanwege hun ongeloof. Als de inwoners van Nazaret Jezus blijven afwijzen, dan zullen zij ook nooit de vrede van God zien.

Er zijn veel wegen naar Rome, maar er is maar één weg naar God. Jezus zegt: “Je kunt alleen bij de Vader komen door Mij.”
Laat jij jouzelf ook op het spoor zetten van God als de hoogste Heer? En mag deze God jou ook gebruiken om anderen op zijn spoor te zetten? Doe als het kleine meisje uit Israël. Doe als de grote Naäman die buigt. Erken God de Heer als de enige God op de hele aarde. Zie hoe Hij Jezus zond. Stel je vertrouwen op Jezus de Zoon van God. Laat Jezus zijn liefde door jou heen leven. Naar iedereen. Tot en met je vijanden. Zo laat jij zien dat God de hoogste Koning is. Niet door haat en nijd en bommen. Maar door zijn liefde.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.97: 1.2.3.4.5
Wet:
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.30: 2.3.5 [Uit het lied: Wie mat de waat’ren in zijn holle hand]
Gebed
Lezen: 2 Koningen 5,1-27
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.8: 1.2 [Gij hemel en aarde doet open uw oor]
Lezen: Lucas 4,20-30
Tekst: 2 Koningen 5,1-19
Preek
Zingen: Hemelhoog 627: 1.2 [Abba Vader, U alleen]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.158 [Als een hert dat verlangt naar water]
Zegen