Elisa in Dotan (2 Koningen 6,8-23)

Als je in de minderheid bent kun je extra hard gaan strijden. Vanuit de gedachte: ik heb niks te verliezen. Je kunt ook bang of wanhopig worden. Omdat je denkt: alles is al verloren. Maar wat als je in de meerderheid bent? Mag dan alles? Ten koste van allen? Zo werkt het niet bij God.

Preek over 2 Koningen 6,8-23:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Jongens en meisjes, stel je voor dat je alleen thuis bent. Je ouders zijn een avond weg. Jij gaat vast naar bed. Zij komen later. Als dat voor het eerst in je leven gebeurt kan dat best spannend zijn. Ik heb het nu niet over de film ‘Home alone’, maar over jou. Misschien weet je nog hoe het was toen jij jong was. Je slaapt een stuk geruster als je ouders thuis zijn: Ik ben niet alleen, mijn vader en mijn moeder zijn er.

Waarom voelt dat veilig? Nou, tegen gevaren. Van inbrekers. Van mensen die je kwaad willen doen. Of tegen je eigen fantasie bij een schaduw op de muur.

Sommige gevaren zijn echt. We zien ze met onze eigen ogen. Sommige gevaren fantaseren we. Maar ze voelen wel als levensecht. Er zijn ook gevaren die we niet zien, maar die ons wel kunnen bedreigen. Ik noem maar wat: koolmonoxide bijvoorbeeld.

Er is één iemand die alle gevaren kent en ziet. En die ook nog sterker is. Dat is God. Als God je beschermt, dan ben je veilig. Tegen alle gevaren die je leven bedreigen. Veilig dwars door alles heen. Ook als ziekte je sloopt. Zelfs als de dood jou je laatste adem ontneemt.

Als je zo beschermd bent, dan kun je anders leven. We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde.

Als je zo beschermd bent, dan verandert je manier van leven. Overleven ten koste van alles wordt leven bij de gratie van God.

Onderwerp: WEES NIET BANG, GOD IS MET ONS.

Wees niet bang, God is met ons.
1 DE STERKE VIJAND EN ONZE NOG STERKERE GOD.

Stel dat je ergens alleen op straat loopt. Dan komt er een groep mensen op je af. Ze beginnen je te slaan. Maar dan komen je vrienden. Zij ontzetten je.
Maar stel dat je wel vrienden hebt, maar je belagers zijn met veel meer. Daar zou je wanhopig van worden.

Elisa is profeet van God de Heer in Israël. Een van de buurlanden van Israël is Aram. Dat is een andere naam voor Syrië. Met als hoofdstad Damascus. Tussen deze beide landen zijn vaak vijandelijkheden. Uit Aram komen losse benden Israël binnenvallen. Ook het officiële leger van Aram doet invallen.

In ons hoofdstuk gaat het over acties van het leger. Ze willen verrassingsaanvallen uitvoeren tegen Israël. Dat mislukt telkens. Israël is van tevoren op de hoogte. In het hoofd van de koning van Aram stormt het. Is er onder zijn soldaten een spion? Maar er is geen verrader onder hen. De profeet Elisa kent al de geheime plannen van de koning van Aram. Hij geeft ze door aan de koning van Israël.

De koning van Aram vaardigt een arrestatiebevel uit. Hij stuurt meteen een sterk leger op pad om Elisa te arresteren en hem mee te nemen naar Aram. Het heeft geen zin om een kleine commandogroep sturen in een verrassingsactie. Elisa weet het toch al van tevoren. Dan maar een sterk leger. Dat is ook nodig omdat dat leger zich een weg moet banen dwars door vijandelijk gebied. ’s Nachts komen ze aan bij het stadje Dotan. Ze omsingelen het.

Dotan ligt op een heuvel. Je kunt vanaf de stadsmuren de hele omgeving overzien. De knecht van Elisa komt de volgende ochtend naar buiten. Hij schrikt van wat hij ziet: wat een groot en sterk leger. Om de hele stad heen. Paarden en wagens. De knecht beseft dat het hen om Elísa gaat. Tegen Elisa zegt hij: “Ach mijn heer, wat moeten we doen?”

Stel dat jij te maken krijgt met een overmacht. Dat kan in een spel: in de sport, of op je computer. Het kan ook in het echt: als je gepest wordt, of ánders lastig gevallen wordt door anderen die sterker zijn of met meer zijn dan jij. Wat kunnen wij tegen een overmacht? Zeker als je alleen bent voelt dat machteloos. Om wanhopig van te worden.

Maar Elisa en zijn knecht zijn niet alleen. Elisa staat in dienst van God. God beschermt hem. Als God je beschermt hoef je niet bang te zijn. Dat zegt hij dan ook tegen zijn knecht: “Wees niet bang.”

Vind jij het moeilijk om als kind van God te leven? Sta je er alleen voor in jouw klas? Op jouw stageplek? In jouw werk of in de buurt waar jij woont? Wees niet bang!

Waarom niet? God is de sterkste! Niemand kan Hem de baas. Zelfs een heel leger niet. God alleen kan elke vijand de baas. Alleen al als ze Hem zien, dan krimpen ze in elkaar. God kan ook onze eigen aarzelingen, redeneringen en tegenwerpingen tegen Hem de baas. Geef je daarmee over aan Hem.
God heeft ook legers. Onzichtbare engelenlegers. Miljoenen hemelse soldaten. De Bijbel zegt ook nog dat elke gelovige zijn of haar eigen beschermengel heeft. Raak die gelovige niet aan, want dan kom je aan God.

Wees niet bang, God is met ons.
2 DE GEOPENDE OGEN EN DE VERBLINDE OGEN.

Denk eens aan vluchtelingen: stel dat je vader en moeder met jou gevlucht zijn uit jullie land. Omdat daar oorlog is. Je bent nog jong. Je bent blij dat je vader en moeder bij je zijn. Maar dan raak je ze kwijt. In de drukte van alle mensen die er zijn. Je raakt in paniek: waar zijn ze? Iemand zegt tegen je: “Wees niet bang.” Maar wat heb je daar aan? Gelukkig vind je ze weer. Zij zien jou en jij ziet hen. Je haalt opgelucht adem.

De knecht van Elisa is bang. Wanhopig vraagt hij: “Ach mijn heer, wat moeten we doen?” Elisa antwoordt: “Wees niet bang. Zij die met ons zijn, zijn meer dan zij die met hen zijn.” Maar wat heeft die jongen daaraan? We lezen niet van zijn reactie. Maar blijkbaar lucht dat ‘wees niet bang’ hem niet echt op. Dan bidt Elisa tot God: “Heer, open zijn ogen en laat het hem zien.” God verhoort hem.

Wat de knecht krijgt te zien, dat had God Elisa zelf al laten zien. Elisa bidt dat God dit ook aan zijn knecht geeft. God doet het. Hij zag. Kijk: de berg was vol met paarden en wagens van vuur die Elisa omringden. Weet je nog dat Dotan op een heuvel lag? Daar waren niet alleen de soldaten van Aram gelegerd met hún wagens en paarden. Om hen heen, en misschien ook tussen hen in, waren overal vurige wagens en paarden. Uit de hemel. Veel meer. En veel sterker.

Dit zijn de echte verhoudingen! Normaal kunnen wij dat niet zien. Maar zo beschermt God zijn kerk en zijn kinderen altijd! God bemoedigt de knecht van Elisa. Jij vandaag mag je ook bemoedigd weten. Wat voor Elisa geldt, dat geldt ook voor jou als je jouw leven in dienst van God stelt. Ook al zie jij Gods engelenlegers niet, zij beschermen ook jou. In alles wat jou kapot wil maken. Van binnen en van buiten. Ook in alles wat jouw vertrouwen op God kapot wil maken!

Als dat de echte verhoudingen zijn, leer dan van Elisa in Dotan ook deze les:
Kijk niet in de eerste plaats naar de vijanden om je heen, maar kijk in de eerste plaats naar God de Heer. Ga geen duivels tellen, maar kijk naar Jezus en vraag vertrouwen in Hem.

Jaren na Elisa stuurt God Jezus. In Hem komt God zelf bij ons. Daarom heet Jezus Immanuël. God is met ons. Als Jezus terug naar de hemel gaat zegt Hij tegen zijn leerlingen: “IK ben altijd bij jullie.” Wij zien Jezus niet, maar Hij is er wel. Een betere beschermer kunnen we ons niet voorstellen. God heeft Jezus alle macht gegeven. Hij alleen kan alle vijanden samen de baas. Ze zijn doodsbang voor Hem.

Konden we Jezus maar zien. Dan zouden we nooit meer denken dat we er alleen voor staan. En wanhopig zijn. Maar Jezus regeert vanuit de hemel. Wij kunnen Hem hier op aarde niet zien. Jezus weet dat dat moeilijk voor ons is. Zijn apostel Tomas wilde Jezus ook zien. Toen kon hij pas geloven. Jezus zei toen: “Omdat je Mij gezien hebt geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.” (Johannes 20,29) Jezus bemoedigt ons: Ook al zie je Mij niet, vertrouw maar op Mij, want Ik ben met jou.

Elisa bidt en God opent de ogen van zijn knecht. Dan komen de soldaten van Aram. Ze komen om Elisa mee te nemen naar Aram. Dan bidt Elisa opnieuw. Deze keer bidt hij om geslóten ogen: “Sla hen toch met blindheid.” God verhoort zijn gebed. De soldaten worden verblind. Ze worden niet blind op zo’n manier dat ze níks meer zien. Ze zien gewoon alles om zich heen. Straks lopen ze zo’n vier uur naar Samaria. Ze zijn op een bepaalde manier verblindt: ze herkennen Elisa niet en ze weten niet waar ze zijn. Net als de inwoners van Sodom bij het huis van Lot. Als ze de deur niet kunnen vinden.

De rollen worden omgedraaid. De soldaten nemen Elisa niet gevangen mee naar Aram, maar Elisa neemt hen mee naar de hoofdstad van Israël, Samaria. Midden in Samaria bidt Elisa opnieuw tot God: “Heer, open hun ogen en laat hen weer zien.” Ze zien dat ze midden in Samaria zijn en ze schrikken zich naar.

God is degene die ogen opent en die ogen sluit. Als je op God vertrouwt wil Hij je leren om te kijken door zijn ogen. Zelfs als je God persoonlijk niet ziet, en Jezus niet in levende lijve, en Gods engelenlegers niet, God kan je toch het vertrouwen leren dat Hij overal bij je is. Onderweg, in de bus, op de fiets, op school, in je gezin, op je werk, in de kerk, en waar dan ook.

God kan mensen ook de ogen sluiten. God had een keer een andere profeet in dienst genomen. Dat was Jesaja. Jesaja moest Gods volk het goede nieuws van God vertellen. Maar zij wilden niet naar God luisteren. Ze noemden wel de Naam van God, maar ze leefden eigenlijk op een manier alsof God niet bestond. Dan zegt God tegen Jesaja: ‘Ga en profeteer het volgende tegen dit volk: “Luister goed, maar begrijpen zul je het niet; kijk goed, maar inzien zul je het niet.” Maak het hart van het volk ongevoelig, stop hun oren toe, smeer hun ogen dicht. Dan kunnen ze met hun ogen niet zien, met hun oren niet luisteren, en tot hun hart zal het niet doordringen. Ze zullen niet naar mij terugkeren en geen herstel vinden.’ (Jesaja 6,8-10) -Verblinding is daar een straf voor Gods eigen ongehoorzame volk.

Bijzonder is dat: mensen die zien kunnen stekeblind zijn. Mensen die horen kunnen stokdoof zijn. Terwijl juist als Jezus op aarde is meerdere blinden zien dat Hij de Messias is en doven zijn stem kennen. Je bent pas doof als je niet kunt luisteren. En als je geen inzicht wilt, dan ben je pas blind.

God is met ons. Een belangrijke vraag is: Láát je je ogen openen door God? Laat je je ogen ook openen vóór God? En voor zijn Zoon Jézus die Hij zond? Gelukkig ben je als je als blinde bedelaar bij Jezus komt en zegt: “Ik ben van mijzelf blind. Open U mijn hart voor U, opdat ik zie en op U vertrouw.”

Wees niet bang, God is met ons.
3 DE MEEDOGENLOOSHEID EN HET MEDEDOGEN.

Als je ziet dat je in de minderheid bent, kun je denken: ik heb niks te verliezen. Er zijn mensen die in zo’n situatie nog harder gaan vechten. Anderen laten de moed in de schoenen zakken. Maar wat doe je als je in de meerderheid bent? Mag je dan wel pesten, vernederen, slaan en doodmaken met woorden of daden? Als we in de meerderheid zijn dan worden we gauw verleid om de baas te spelen ten koste van anderen.

De koning van Israël ziet het grote leger van Aram midden in Samaria. In de val gelopen. Het leger van Israël staat er ongetwijfeld om heen. Het zwaard in de aanslag. De koning van Israël denkt: dit is mijn kans. Ik kan ze allemaal in één keer afmaken. Maar Elisa verbiedt het hem. Niet omdat de koning hen zelf niet gevangen genomen heeft. Alsof het dan wel mocht. Maar omdat je zo niet met krijgsgevangenen omgaat.

Elisa hoort bij de meerderheid. God staat hem terzijde. Maar dat maakt Elisa niet meedogenloos en wreed. Elisa spaart het leven van zijn vijanden. Hij zegt zelfs: “Zet hen een maaltijd voor, zodat ze kunnen eten en drinken en laat hen dan teruggaan naar hun heer.”

Elisa doet wat de schrijver van het boek Spreuken zegt: “Als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd, en de HEER zal je belonen.”( Spreuken 25,21-22 ) Paulus haalt later diezelfde woorden aan. Hij voegt er aan toe: “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.” (Romeinen 12,20-21)

De koning is meedogenloos, Elisa toont mededogen met zijn vijanden. Hoe kan Elisa zo goed voor hen zijn? Dat kan omdat Gód met hem is. Elisa is niet maar in de meerderheid in het algemeen. Het is specifieker. Degene die achter hem staat dat is God de Héér! Hij maakt alles anders. God leert Elisa wat hij moet doen. Niet alleen zijn vijanden sparen, maar hen ook het goede geven.

Dat is kenmerkend voor God zelf! Wij als mensen waren tegen God in opstand gekomen. We hadden ervoor gekozen om zijn vijanden te zijn. Maar God beloofde een Redder. God gaf zijn Zoon voor ons. Dat deed God toen wij Hem nog vijandig gezind waren! Dat deed God uit liefde voor ons.

Later stuurde God ook echt de beloofde Redder. Zijn Zoon Jezus. De mensen waren God nog steeds vijandig gezind. Zoals het leger van Aram zich verzamelde om de godsman Elisa heen, zo verzamelden alle mensen zich om Gods Zoon Jezus heen. Ze wilden Hem doden. En nu komt het: *Bij Elisa stuurde God een hemels leger van engelen met vurige wagens en paarden. *Maar toen God Jezus overgaf om te sterven aan onze vijandschap greep Hij niet in. Jezus’ leerling Petrus wilde vechten voor zijn Meester. Hij trok zijn zwaard om Jezus te beschermen. Maar Jezus zei tegen hem: ‘Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?’ (Matteus 26,52-54)

Het móest zo gebeuren. Dat Jezus stierf. Wij wilden niet van Gods bescherming leven. We wilden van God af. Dat zit ons sinds die tijd in het bloed. Maar God gaf zijn Zoon. Hij betaalde met zijn leven voor ons verraad aan God. Door Hem mogen wij wel weer bij God komen. Jezus zelf neemt ons mee. Als we op Hem vertrouwen. Gods goede nieuws is: We waren onbeschermd tegen alles wat ons bij God en zijn heelheid vandaan wil halen. Door Jezus zijn we wel weer beschermd! Dat is het wonder van Gods mededogen.

God is met ons. In Jezus. We zijn in de weken van Advent. Het woord Advent gaat over iemand die er aan komt. De Redder die God beloofde is gekomen. Dat is Jezus die Immanuël heet: God met ons. En daarom: In verbondenheid met Jezus bén je beschermd. Als kerk van God. Ook als kind van God.

Als je zo beschermd bent, dan kun je anders leven. De apostel Paulus weet daar alles van. Gods kinderen hebben net zo goed als anderen te maken met ziekte, lijden en dood. Wie bij Jezus horen krijgen net als Jezus te maken met vijandschap. En toch zijn ze veilig. Paulus zegt dat zo: “We worden vervolgd, maar worden niet in de steek gelaten. We worden geveld, maar gaan niet te gronde.” (2 Korinte 4)

Als je zo beschermd bent, dan verandert je manier van leven. Overleven ten koste van alles wordt leven bij de gratie van God. Vijandschap beantwoord je niet met vijandschap. Dat is nergens voor nodig. Jezus die jou beschermt leert je mededogen. Hij maakt je sterk vanuit zijn liefde.
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.125: 1.2.3.4.5 beurtang [O kom, o kom, Immanuël]
Wet
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.33: 6.7.8
Gebed
Lezen: 2 Koningen 6,8-23
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.91: 1.5
Lezen: Romeinen 8,31-39
Lezen: Romeinen 12,17-21
Tekst: 2 Koningen 6,8-23
Preek
Zingen: Nieuw Liedboek voor de Kerken 441: 1.3.4 [Hoe zal ik u ontvangen]
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Overnodig 3: 1.2.3 [Er is uit ’s werelds duist’re wolken] (hertaling van LvdK Gez.26)
Zegen