Genadegaven vergaan, de liefde blijft. (1 Korinte 13,8-13)

Misschien lijkt het jou het einde om in tongen te spreken. Of om zieken door handoplegging te kunnen genezen. Maar genadegaven zijn niet het einde. Genadegaven zijn tijdelijke hulpmiddelen in onze gebrokenheid met alles wat daarin onaf is. Die prachtige genadegaven wijzen heen naar de nog veel mooiere volkomenheid die komt.

Preek over 1 Korinte 13,8-13:

Gemeente waar Jezus zoveel van houdt, gasten en luisteraars,

Soms wordt er een nieuw medicijn ontdekt tegen een levensbedreigende ziekte. Dat is prachtig. Daar danken we de Heer voor. Maar, even kort door de bocht: straks als Jezus terugkomt dan is er geen zonde, ziekte en dood meer. Dan zijn medicijnen niet meer nodig. Nu wel, straks niet meer. Zo werkt het ook bij genadegaven.

Onderwerp: GENADEGAVEN VERGAAN, DE LIEFDE BLIJFT.

Je zult maar een ernstige ongeneeslijke ziekte hebben. Langzaam gaat je gezondheid achteruit. Het is een worsteling. Voor jou en jouw geliefden. Afhankelijk van wat voor ziekte het is heb je wel baat bij bijvoorbeeld pijnstillers of fysiotherapie en gesprekken. Maar voor je ziekte zelf is geen medicijn.

Stel je voor dat er voor jouw ziekte een medicijn ontwikkeld werd. Dat door dat medicijn je ziekte teruggedrongen wordt. Je kunt weer lopen. Of zien. Of je zou helemáál genezen. Dat zou prachtig zijn. Niet dat je daarmee het eeuwige leven hebt. Maar wat zouden veel mensen graag een poos zonder pijn willen zijn. Of zonder beperkingen die al tijden op hen drukken. Dat wens je iedereen toe.

Wij zijn gemaakt om te leven. Zonder ziekte, lijden en dood. Daarom zijn mensen zolang er ziekte en dood op aarde zijn steeds op zoek naar middelen die verlichting of genezing geven. Ook naar het ontwikkelen van nieuwe medicijnen. Het is een gave als er mensen zijn die daar kijk op hebben. En als er medicijnen worden gevonden. Wij leven op een gebroken aarde. Er is ziekte en dood. We zijn blij en dankbaar waar we verlichting en genezing krijgen.

De aarde is nu nog gebroken. De schepping zucht en lijdt. Maar straks komt Jezus terug. Met dat uitzicht leven wij. Als je op Jezus vertrouwt en graag bij Hem bent, dan mag je straks op de nieuwe aarde altijd met Hem leven. Dan komt er een einde aan pijn en lijden. Aan ziekte en dood. God zal alle tranen van onze ogen wissen. Medicijnen? Die hebben we dán helemaal niet meer nodig! Iedereen is kerngezond.

Dat komt straks. Maar als stráks ziekte en dood er niet meer zijn, moeten wij nú medicijnen dan maar laten staan? Natuurlijk niet! Medicijnen zijn gaven van God om onze nood te verlichten. Het zijn prachtige gaven! We nemen ze dankbaar aan uit zijn hand. We zoeken naar meer. Daarvoor geeft God ons ook verstand, inzicht en middelen. We danken Hem voor alle hulp die we op dat gebied van Hem ontvangen.

Nu gaan we naar genadegaven. Bij genadegaven werkt het net zo. Genadegaven zijn hulpmiddelen van God voor zijn kinderen die leven op een gebroken aarde. Het zijn stukjes manifestatie van de heilige Geest. Dat is echt prachtig. Een glimp van God. Zijn liefde, zijn almacht, zijn Tegenwoordigheid!

Die gaven dat is echt iets om naar te zoeken en te verlangen. Wees er niet bang voor. Moffel ze niet weg. Doe niet alsof ze verleden tijd zijn. Paulus zegt: “Strééf naar de gaven!” Het is echt Gods bedoeling dat we bídden om zijn gaven en ons er naar uítstrekken. Maak dat concreet in je gebeden.

Tegelijk zijn genadegaven tijdelijk. Profetie, kennis en tongentaal zullen eens buitenwerking gesteld worden. Misschien lijkt het jou het einde om in tongen te spreken. Of om zieken door handoplegging te kunnen genezen. Maar genadegaven zijn niet het einde. Het zijn schaduwen die voorbijgaan. Straks komt de vólle werkelijkheid.

Paulus schrijft een brief aan de gemeente van Korinte. Ze hebben veel charismata of genadegaven gekregen. Alleen: ze gebruiken die ten koste van elkaar. Daardoor ontspoort de gemeente. Paulus helpt hen op de rails. Hij maakt genadegaven niet verdacht. Hij promoot ze juist.
*Als je ze maar op de goede manier gebruikt: vanuit Gods liefde.
*En als je ze maar in de goede verhouding ziet: ze zijn tijdelijk van aard.
Dat laatste daar gaat het slot van 1 Korinte 13 over.

Paulus noemt drie punten waarin de beperktheid van de genadegaven blijkt.
1 Nu is het stukwerk, straks is het volmaakte.
Er is een uitdrukking die zegt dat iets stukwerk is. Ik bedoel niet stucwerk met een ‘c’. Bij stucwerk gaat het over een behandeling van de muren of wanden van een huis. Daarvoor komt de stukadoor. Hij brengt een pleisterlaag aan op de muur. Een laag van gips of kalk.

Ik bedoel de uitdrukking dat iets stukwerk is, met een ‘k’. Dat betekent: het is maar een stukje, een gedeelte, het is niet af. Net als een huis in aanbouw. De fundering ligt, de buitenmuren staan, elektriciteit wordt aangelegd, maar je kunt er nog niet in wonen.

Stel dat je bezig bent met het bouwen van een auto, een vliegtuig of een boot. Als die onaf zijn kun je er nog niet mee rijden, vliegen of varen. Het is wel mooi. Je kunt genieten van prachtige onderdelen. Maar als alles klaar is, dán zeg je: wow, dus dát is de bedoeling!

Wij hebben te dealen met wat onaf is. In ons leven en om ons heen. De gave van kennis en van profetie horen bij het stukwerk. Dat wat onaf is. Zij zijn echt prachtig. We mogen er volop van genieten. Maar als Jezus komt, dan worden we pas compleet, helemaal heel, af. Dán zeggen we vol verwondering: wow, dus dát is de bedoeling!

De beperktheid van genadegaven blijkt ook hierin:
2 Nu is het onvolgroeide, straks het volgroeide.
Paulus zegt: “Toen ik nog een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten.”
Paulus zet kinderen niet weg als minderwaardig. Hij heeft het over groei. Een mens die opgroeit. Eerst ben je een baby, dan een peuter, een kleuter, schoolkind, puber, en tenslotte volwassen. Volwassen zijn betekent letterlijk volgroeid zijn. Dat gaat bijvoorbeeld over hoe lang je wordt en welke maat voeten je krijgt.

Denk aan je schoenen. Als je voeten groeien dan kun je uit je schoenen groeien. Dan worden je schoenen te klein. Misschien bewaar je het eerste paar schoenen van je kind als herinnering. Of je geeft ze weg aan iemand met jongere kinderen die ze nog wel kan gebruiken. Als je voeten volgroeid zijn, heb je de kleine maten van vroeger niet meer nodig.

Genadegaven horen bij het nog niet volgroeid zijn! Het zijn hulpmiddelen van God. Ze helpen bij de groei. Maar als je uitgegroeid bent, dan zijn ze niet meer nodig!

Genadegaven zijn tijdelijk. Paulus’ derde voorbeeld gaat over duidelijkheid.
3 Nu is het wazig, straks krijg je het volle zicht.
Je zult maar voor het eerst jezelf in een spiegel zien. Vroeger had je nog niet zulke mooie spiegels als nu. In het water kon je je spiegelbeeld zien. Zoals Narcissus uit de Griekse mythologie. Hij werd verliefd op zijn eigen spiegelbeeld. Zelfgemaakte spiegels waren er wel. Die waren van gepolijst koper. Als je daar jezelf in bekeek, dan kreeg je een beeld van hoe je er uit zag. De eerste spiegels, dat was een openbaring. Maar zo’n koperen spiegel gaf wel een onduidelijk beeld. Vooral als het metaal ging oxideren. Je zou ook kunnen denken aan kijken door matglas. Paulus zegt: Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog.

Genadegaven horen bij de fase van het kijken in een wazige spiegel. Genadegaven zijn stuk voor stuk manifestaties van de heilige Geest. Tegelijk zijn het nog maar wazige beelden. Wacht maar tot het echte komt. Als Jezus komt. Als wij God en Jezus zien, van oog tot oog. Daarbij valt wat we nu aan uitingen van de Geest zien in het niet.

Genadegaven zijn prachtig, maar je moet ze wel in de goede verhouding zien. In de gemeente van Korinte gingen de gelovigen aan de haal met genadegaven. Genadegaven waren voor hen de hemel op aarde. Jezus hoeft niet terug te komen. We hebben nú alles al. En ze maakten er een status van. Iets voor zichzelf alleen. Voor hun eigen aanzien en eer.
Maar genadegaven zijn tijdelijke hulpmiddelen in onze gebrokenheid met alles wat daarin onaf is. Die prachtige genadegaven wijzen heen naar de nog veel mooiere volkómenheid die komt, ze zijn niet die volmaaktheid zelf. Straks worden ze buiten werking gesteld.

Ik noem een paar gaven als voorbeeld.
-Denk aan de gave van profetie. Je krijgt een gericht woord van God voor mensen. Dat is straks niet meer nodig. God zelf is daar en Jezus in levende lijve. Hij spreekt direct tot ons.
-Of de gave van genezing. Innerlijke of lichamelijke genezing. Het is prachtig als God je gebruikt om dat aan mensen te geven. Maar niet alle zieken worden beter. Door zo’n genezing worden we ook niet immuun voor de dood. Alle mensen zullen eens sterven. Behalve de gelovigen die nog leven als Jezus komt. Genezing is dus heel mooi. Tegelijk is genezing betrekkelijk. Lazarus werd opgewekt uit de dood. Maar later stierf hij alsnog. De volkomenheid is pas straks. Als Jezus terugkomt.
-Denk aan de gave van spreken in andere talen. Een taal van mensen of van engelen. Zo’n gave is een bemoediging voor jouzelf. Dat is mooi. Wat hebben wij vaak hard bemoediging nodig. Maar straks komt Jezus. Dan zien we Hem oog in oog. We hoeven alleen maar te kijken en we worden bemoedigd. De gave van spreken in andere talen is niet meer nodig.
-Of neem de gave van het onderscheiden van de geesten. Die is straks niet meer nodig, want dan zijn er geen slechte geesten meer. Of dat wij met woorden van God aan de haal gaan.

Paulus zet alles in de goede verhouding: genadegaven zijn prachtig, maar er is veel meer. Ze zijn nog maar een begin van al het moois dat komen gaat!

In de gemeente van Korinte gingen de gelovigen met Gods genadegaven aan de haal. Ze maakten ze te groot. Als je dat bedenkt, dan begrijp je de manier waarop Paulus orde op zaken stelt. Genadegaven wijzen naar een veel grotere werkelijkheid. Je hebt nog niet alles gekregen. Ze zijn een voorschot. Ga er dus niet mee aan de haal alsof je het gebrokene en wat onaf is voorbij bent. Denk niet dat je hier alles al hebt. Verlang naar het echte, de volle werkelijkheid, naar helemáál tot bloei en volgroeid-zijn komen. Verlang naar God en Jezus!

Maar we kunnen genadegaven ook te klein maken. Als we Gods genadegaven niet belangrijk vinden. Of zeggen dat ze achterhaald zijn. Alleen van de apostelen. Of van toen mensen nog in wonderen geloofden. Dan hebben we ook correctie nodig. Gods genadegaven zijn een begin van al het moois dat komen gaat. Als je ze te groot maakt vergeet je dat ze tijdelijk zijn. En het veel grotere dat straks komt. Maar als je ze te klein maakt, dan vergeet je ook het veel grotere dat straks komt.

Door zijn genadegaven wil God in ons het verlangen aanwakkeren naar de werkelijkheid straks. *Het is net als bij de heilige Geest. God geeft door zijn Geest zijn gaven. De heilige Geest is niet tijdelijk, zoals de genadegaven, maar de Bijbel noemt Hem wel een voorschot. Een voorproef van al het moois dat komen gaat. Hoe meer we de heilige Geest serieus nemen, des te meer we gaan verlangen naar de volheid straks. *Zo is het ook bij de gaven van de Geest: hoe meer we die gaven serieus nemen, des te meer gaan we verlangen naar de volkomenheid straks.

En daarom: Minacht de gaven niet die de Geest je wil geven of heeft gegeven. Streef ernaar. Laat ze je verlangen aanwakkeren naar de volkomenheid straks.

Wát zien we dan straks als we volgroeid zijn en wél af zijn?
1] Dan zien we God zelf. Hij is de Gever van de gaven. Kijk elke keer door de gaven naar de Gever.

Als je 1 Korinte 13, dat hoofdstuk over de liefde, leest en overdenkt, dan zie je Jezus Christus! Zo is Hij. Zo ken ik Hem toch? Zo is zijn Vader. Hoe meer je dat ziet, des te meer ga je naar Hem zelf verlangen. Om Hem eindelijk van oog tot oog te zien.

Zet de gaven en de Gever niet tegenover elkaar. De christenen in Korinte maakten van genadegaven afgoden. Gaven naast God of in plaats van God. Bij hen werd het zo: niet God is mijn grootste geluk, maar die ene gave. In hun geval vooral tongentaal. Als we zo met gaven omgaan, dan hebben we omkeer nodig. Ga elke keer van de gave naar de Gever. Zoek Hem. Verlang vooral naar Hem. Vind in Hem je grootste geluk. Zo geef je Hem alle eer.

Wát zien we dan straks als we volgroeid zijn en wél af zijn?
2] Paulus zegt: “Er zijn dingen die vergaan en er zijn dingen die blijven. Wat blijft is geloof, hoop en liefde.” Dat is een prachtige trits. Het zijn drie cadeaus van God voor ons die meegaan tot in eeuwigheid.

Geloof is het eerste cadeau dat Paulus noemt. Misschien denk je: Hoezo blijft geloof? De Bijbel zegt toch dat geloven straks zíen wordt? Dat klopt. Wij geloven we wat we nog niet zien: de ene God, Vader, Zoon en heilige Geest. Straks zullen we Hem zien. In die zin wordt geloof straks anders. Maar geloven betekent in de grond vertrouwen. Dat vertrouwen blijft voor altijd. Logisch, want God is betrouwbaar voor altijd. Vertrouw niet op je gaven, maar op God zelf.

Paulus noemt hoop als tweede. God biedt ons uitzicht voor eeuwig! Wij zijn op weg achter Jezus aan. Op weg naar de nieuwe aarde. Om daar voor altijd samen met Gód zijn. Onze hoop wordt dan werkelijkheid. In die zin wordt hopen anders. Maar hopen betekent ten diepste verwachten. Dat verandert nooit. Want tot in eeuwigheid zullen we al het goede alleen van God verwachten.

Als derde cadeau noemt Paulus de liefde. Dat is de liefde van Gód. Paulus zegt: “Wij zullen kennen zoals we gekend zijn.” Dat is, zoals we gekend zijn door Gód. In de Bijbel heeft het woord kennen vaak de betekenis van kennen in liefde. God kent ons van eeuwigheid tot in eeuwigheid. Zijn liefde is de bedding waarin wij leven.

Straks zullen wij net zo in liefde kennen als God ons in liefde kent. In Jezus Christus! We zullen in niets meer belemmerd worden om Gods liefde voor ons te zien, te kennen, te erkennen en te aanvaarden. Alle blokkades daarvoor zijn weg. Dat is een machtig uitzicht!

Wat blijkt straks als we volkomen bij God zijn?
Genadegaven zijn buiten werking gesteld. Maar de liefde is er nog steeds.
Góds liefde voor ons in Jezus! Waar wij uit leven. Gods liefde die ons vervult en waarvan wij overstromen. *Straks verstoppen wij ons nooit meer voor God. We zijn juist altijd aangesloten op de Bron. *Straks zijn we ook nooit meer verstopt of dicht. We zijn juist als een altijd open kanaal voor de liefde van God. Om die door te geven.
Dat is wat blijft. Dan wordt Jezus’ woord uit Johannes 7 compleet werkelijkheid: “Stromen van levend water zullen uit ons binnenste vloeien.
Dit zei Jezus van de heilige Geest.”

Zo zet Paulus alles in de goede orde: Genadegaven zijn prachtige cadeaus van God, maar de liefde van God is het meest. De liefde blijft. En daarom: Gebruik wat tijdelijke waarde heeft in het kader van wat eeuwigheidswaarde heeft!
Amen

Liturgie morgendienst:
Votum en groet
Zingen: Nieuw Liedboek voor de Kerken 136: 1.2.3.4.5.6 beurtzang [Loof de Heer want Hij is goed]
Wet
Zingen: Liedboek voor de Kerken Gez.252: 1.2.3.4 [Wat zijn de goede vruchten]
Gebed
Lezen: 1 Korinte 12,4-11 Over de gaven van de Geest
Lezen: 1 Korinte 13,1-13 Over de liefde als de hoogste weg
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Ps.118: 1.8.10 beurtzang
Tekst: 1 Korinte 13,8-13
Preek
Zingen: Opw.334 [Heer uw licht en uw liefde schijnen] (of GKB Ps.84: 1.3.4.6)
Dankgebed en voorbede
Collecte
Zingen: Gereformeerd Kerkboek Gez.160: 1.2 [Groot is uw trouw]
Zegen